ne talenten begonnen door te schijnen door de duisterheid van eenen lageren stand. In zijne berekening bevestigd, leide hij zich, naar gelange hij in krijgsrang en kunde vorderde, des te meer toe om zonderling te schijnen. Het diep gevoel, eindelijk, welk hij van zijne begaafdheden had, maakte, in het vervolg, alle gehoorzaamheid dermate voor hem onmogelijk, dat hij aan zijne Oppervorstin het bevel over hare legers zoude ontzegd hebben, indien zij hetzelve aan deze of gene voorwaarde of verrigting had willen verbinden.
Verscheiden omstandigheden zou men uit zijn leven kunnen aanvoeren, in welke zijn genie, de grenzen der bevelen, hem gegeven, overschredende, hem met een vasten tred den weg tot de overwinning baande. Twee voorbeelden, uit twee wijd vaneen gelegene tijdperken van zijn leven, zullen genoeg zijn om zijn karakter te dezen opzigte te doen kennen.
In den Veldtogt van den jare 1771, toen souworow onlangs Generaal-Majoor was geworden, vernam hij, dat de Graaf oginski, Opper-Maarschalk van Lithauwen, te Stalowiz eene Confederatie tot stand bragt. Straks gaf hij er kennis van aan den Maarschalk buturlin, die het opperbevel over het Russische leger voerde; hij brengt hem onder het oog, dat het oogenblik nu daar was, om de zamenverbondenen te verstrooijen, voordat zij zich georganiseerd hadden, en verzoekt diensvolgens vrijheid om hen te mogen aanvallen. De Maarschalk, man van groote omzigtigheid, in aanmerking nemende dat souworow slechts eenige weinige honderden soldaten onder zich had, en hem kennende als zeer onderneemziek, verbood hem stellig, den vijand aan te tasten, voordat hij versterking had ontvangen, die nog verre af was. In hetzelfde oogenblik dat souworow dit ste lig verbod ontving, verneemt hij niet slechts, dat de Opper-Maarschalk oginski een aanmerkelijk voordeel op het Regiment van Petersburg had behaald, van welk hij vijfhonderd man had bemagtigd, vijftien Officieren en twee stukken geschut, maar ook dat die Opper-Maarschalk van Lithauwen zich reeds aan het hoofd van meer dan vijfduizend Polen bevond, met twaalf stukken zwaar geschut. Eindelijk wordt hij in het zekere onderrigt, dat deze Confederatie, binnen zeer weinige dagen, een zeer aanzienlijk leger zal op de been brengen, hetwelk straks op de verscheidene Russische detachementen, in Polen verspreid, zal aanvallen, met oogmerk om hen onder de overmagt te verpletten, zonder hun den tijd te gunnen om zich te vereenigen.
De tijd eischt spoed; om te raadplegen en bevelen te vragen, is het nu niet meer te doen; de hand moet aan het werk geslagen worden; een oogenblik vertraging, en het is gedaan met de Russen. Buturlin's koelzinnige omzigtigheid had den