schonden zegel, brak het open, en gaf het Geschrift aan zijnen Naib te lezen. 't Zelve was van dezen inhoud:
‘Ik, hassan, Zoon van aioub, Zoon van abdallah, eer ik de Caravansara dezer wereld verlaat, maak door dit Geschrift beschikking op eenige ingebeelde goederen, die ik noch kan bijblijven, noch medenemen.
Mijne Neven daoud en achmet, die mij voorheen mishaagden, heb ik gedreigd, berouw te doen hebben wegens hun gedrag; ik wil thans mijne bedreiging met de daad vervullen, doch op eene geheel andere wijze, dan zij denken en verwachten. Zij zijn jong en los; dan, schoon zij nog losser waren, zij zijn de Zoons van eenen Broeder, die mij beminde, en de Kleinkinderen mijns Vaders. Ik maak overzulks aan hun alles, wat mijn Vader mij heeft nagelaten, en alles, wat ik daar bij gewonnen heb door den zegen des Hemels en mijne vlijt. Indien zij een slecht gebruik maken van mijne nalatenschap, die zonde zij op hun hoofd! Ik laat hun na alles, wat ik door den dood ontruim. Nogtans onder voorwaarde, dat zij getrouwelijk voldoen aan de volgende Besprekingen.
Ik bespreek niets aan arme Dervisen, niets aan Liefdegestichten. Mijne handen, dank zij god! waren altoos vaardig geöpend om behoeftigen te helpen; doch dezelve zijn met mijn dood gesloten. Het is de pligt mijner Erfgenamen, hunne handen te openen. Welk eene verdienste zou het voor mij wezen, aan gode op te offeren 't geen Hij gereed staat mij af te nemen! En in welk een licht moet Hij die nákomende liefdadigheden beschouwen, die, schoon zij den hoogmoed des Erfmakers streelen, niets aan zijnen heblust kosten!
Dat alle mijne Slaven, van den dag mijns stervens af, eene volkomene vrijheid erlangen, te meer verdiend, omdat zij dezelve niet begeerd hebben tot dat zij voor mijn afsterven vreesden. Aan de zoodanigen onder hun, die door ouderdom of zwakheid onbekwaam zijn tot werken, bespreek ik een jaargeld, overeenkomstig met hunne behoeften, hetwelk in geen geval minder mag wezen dan vijftig stukken Gouds. - Voor het overige acht ik hen te zeer, om hunne deugd aan de gevaren der ledigheid bloot te stellen. Zij moeten zichzelven onderhouden, gelijk brave en nuttige Burgets betaamt, door die bedrijven ter hand te slaan, welke ik hun heb laten leeren. Ik bespreek aan elk hunner honderd en vijftig stukken Gouds, om er hunne werkzaamheden mede aan te vangen.
Ik maak aan den Emir mansour mijn Arabisch Paard met deszelfs geslachtboom en het kostelijke tuig met paarlen van Mahrem. - Ik maak aan molla saheb mijn gouden schrijflessenaar, en aan diens Broeder, den Iman, den ouden