| |
Schetsen van eenige gewoonten en plegtigheden, der vrouwelijke sekse bijzonder eigen.
(Naar het Engelsch.)
Naardemaal het onderwerp der Gewoonten en Plegtigheden, aan de Vrouwelijke Sekse bijzonder eigen, van eenen zeer kieschen aard is, en vordert met een zacht penseel behandeld te worden, heeft men het misschien veelal overgeslagen. De pen opvattende, om des het een en ander te vermelden, voel ik de noodzakelijkheid, om veel, daartoe behoorende, eer aan te stippen dan uit te werken.
Eene der oudste Gewoonten, der Sekse bijzonder ei- | |
| |
gen, welke wij in de Geschiedenis aantreffen, is het beweenen des Maagdoms. Dit greep stand bij de Israëliten, de Phoeniciers en verscheidene der daaromstreeks liggende Volken; daar deden zulks de Vrouwen, die dit leven moesten vaarwel zeggen, eer zij in het huwelijk getreden waren; of die, door eene bijzondere gelofte tot een ongehuwd leven verbonden, verstoken waren van de aangenaamheden des echtelijken levens te smaken, of kroost na te laten. Dit beweenen des Maagdoms duurde niet alleen levenslang, wanneer de Vrouwen, op gezette tijden, het ongeluk van haren staat moesten beweenen, maar zij moesten, bij sommige gelegenheden, hare vrouwelijke Bloedverwanten bij elkander doen komen, om deel te nemen in deze treurvolle plegtigheid. - Men veronderstelt, dat de reden, waarom de Israëlitische Maagden haren Maagdom beweenden, hierin gelegen was, dat elke Vrouw zich streelde met de hope om de Moeder van den Messias te zullen wezen; maar bij andere Nabuurvolken moet die gewoonte uit eene andere oorzaak ontstaan zijn, - doch welke, hebben wij niet kunnen ontdekken; alleen mogen wij gissen, dat, daar eene talrijke nakomelingschap, onder de Ouden, voor den grootsten zegen en voor een bijzonder blijk der Goddelijke gunste gehouden werd, de uitsluiting van de mogelijkheid om die te erlangen stoffe tot dit beweenen gave.
Godheden, 't zij men onderstelde dat zij tot de mannelijke of vrouwelijke Kunne behoorden, werden in 't algemeen door beide de Seksen geëerd; doch op dezen regel hadden eenige uitzonderingen plaats. Bij de Syriërs was er eene Godheid, de groote Syrische Godes geheeten; deze werd voornamelijk gediend door ontmande Priesters en Vrouwen, ten hoogsten toppunte van geestdrijverije opgewonden. In spijt van alles, wat men er tegen moge inbrengen, hebben wij allen eene soort van partijdigheid voor de Sekse, waartoe wij behooren, en voelen eene overhelling om de misslagen daarvan te verschoonen, en medelijden te hebben met de zwakheden, waaraan wij zoo ligt onszelven schuldig maken. Onder Volken, derhalve, die veronderstellen, dat derzelver Godheden, gelijk zij zelven, van de Mannelijke en Vrouwelijke Sekse zijn, zou het onmogelijk wezen, niet te veronderstellen, dat zij ook vatbaar waren voor de onderscheidene neigingen en aandoeningen dier Seksen: van
| |
| |
hier kon er niets natunrlijker wezen voor Vrouwen, dan dat zij zich eer tot Godinnen dan tot Goden vervoegden. Van hier ontstond bij de Sekse de bijzondere eerdienst en aanbidding, eenige Godessen bewezen.
Onze leeftijd verschaft ons een voorbeeld van eene Plegtigheid, van welke alle Vrouwen volstrekt uitgesloten zijn; maar de Romeinsche Vrouwen waren, bij het verrigten der plegtigheden, geheiligd aan de Goede Godin, nog meer beducht voor de Mannen, dan onze Vrijmetselaars voor de Vrouwen: want men vindt bij sommige Schrijvers vermeld, dat zij, om alles, wat tot de Mannen behoort, zorgvuldig te weren, de standbeelden en schilderijen van mannen en mannelijke dieren met een dik floers omhingen. Het huis des Consuls, schoon gemeenlijk zoo groot, dat de Vrouwen, in zeker afgelegen gedeelte van 't zelve, volkomen beveiligd zouden geweest zijn voor alle inkomst van mannen, moest door alle mannen en mannelijk gedierte ontruimd worden; zelfs de Consul zelf mogt er, bij die statelijke gelegenheid, niet in blijven. Eer de Vrouwen hare plegtigheden aanvingen, werd elke hoek van het huis zorgvuldig nagezien, en geene voorzorge achterwege gelaten, om alle mogelijkheid voor te komen, dat geene onvoegelijke nieuwsgierigheid getuige werd van de verrigtingen, of onvoorziens indrong. Niet alleen deze voorzorgen dienden ter beveiliging; maar de Romeinsche wetten stelden de doodstraffe vast voor den man, die zich bij de plegtigheden indrong.
Met deze voorzorgen, met deze strafbedreiging, om het geheim dier plegtigheid te beveiligen, werd het slechts eenmaal bestaan, die te schenden, schoon dezelve bestaan hebbe van de grondvesting des Romeinschen Rijks af, tot aan de invoering des Christendoms; en dit bestaan geschiedde mogelijk zoo zeer niet met oogmerk om bij de plegtigheid tegenwoordig te wezen, als wel om aan de afspraak met eene Beminde te voldoen. Pompeja, de Vrouw van caesar, verdacht van misdadige gemeenzaamheid met clodius, en zoo naauw bewaakt, dat zij geene gelegenheid kon vinden om aan haren lust te voldoen, maakte ten laatste, door middel eener slavinne, afspraak met hem, dat hij zou verschijnen op het Feest der Goede Godinne. - Clodius zou er komen, als eene Zangeresse gekleed; een karakter, 't welk hij ten uiterli ken voorkomen wel kon volhouden,
| |
| |
daar hij jong, teeder en schoon van gelaat was. Zoo ras de slavin hem zag inkomen, liep zij naar pompeja, om haar des te verwittigen. Zij, sterk verlangende om haren Minnaar te ontmoeten, scheidde zich terstond van het gezelschap af, en wierp zich in zijne armen; doch zij kon door hem niet bewogen worden, om zoo schielijk, als hij tot beider veiligheid noodig oordeelde, te vertrekken; waarop hij haar verliet, en eene wandeling door de kamers deed, altoos het licht, zoo veel mogelijk, ontwijkende. Terwijl hij dus wandelde, sprak eene dienstmaagd hem aan, en verzocht hem te zingen: hij geliet zich, haar niet te bemerken; doch zij volgde hem, en stond zoo sterk aan, dat hij, in 't einde, niet kon nalaten te spreken. Zijne stem verraadde onmiddellijk zijne sekse. De dienstmaagd schrikte; en, naar de kamer, waar de plegtigheden stonden gevierd te worden, heen snellende, verhaalde zij, dat er een Man in huis was. De Vrouwen, verbaasd, wierpen, in aller ijl, een deksel over de Geheimzinnigheden, gaven bevel de deuren te sluiten, en liepen, met lichten in de hand, het huis door, om den ontheiligenden indringer te zoeken. Zij vonden hem in het slavinnen-vertrek, en dreven hem met alle versmading uit. Zij vertrokken onmiddellijk, schoon het middernacht was, om aan de mannen van het gebeurde berigt te geven. - Clodius werd, korten tijd daarna, beschuldigd, de heilige plegtigheden geschonden te hebben; doch het Volk zich ten voordeele van clodius verklarende, moesten de Regters, voor eenen opstand vreezende, hem laten henen gaan.
In de Godsdienstbedrijven der hedendaagsche Joden is eene plegtigheid, aan derzelver Vrouwen bijzonder eigen, bij den aanvang van den Sabbath, vrijdag avond, een half uur voor zonne-ondergang. Elke naauwgezette Jood moet dan eene ontstoken Lamp, de Sabbaths-Lamp geheeten, in zijn huis laten branden, al zou hij, geen geld hebbende, de olie van zijn' Buurman leenen. Het ontsteken van die Lamp is eene soort van Godsdienstplegtigheid, bestendig door de Vrouw te volbrengen, om dus in de geheugenis te houden de midaad, waardoor Moeder eva de Lamp der Regtvaardigheid uitbluschte, en haar te leeren, dat zij alles, wat in haar vermogen is, moet doen, om voor dat misdrijf te booten, door dezelve weder aan te steken. - | |
| |
In stede van den Bok, dien de oude Israëliten, beladen met hunne zonden, in de wildernisse uitstieten, bedienen zij zich thans van een Vogel. Elke Vader des Huisgezins neemt een witten Haan, en de Moeder eene witte Hen, die zij op den kop strijkt, herhalende bij elke streek: ‘Dat deze Hen voor mijne zonde boete! zij zal sterven, maar ik zal leven!’ Dit gezegd hebbende, draait zij den Vogel den nek om, en snijdt den hals af, ten teeken, dat er zonder bloedstorting geene vergiffenis van zonden geschiede. Indien echter eene Vrouw ten tijde dezer plegtigheid zwanger zij, en daar zij niet kan bepalen of zij een zoon of dochter drage, neemt zij, om niet te missen, een Haan en Hen, en volvoert dus dit zonderling bedrijf.
Overal, waar beschaafdheid eene wezenlijke waarde gesteld heeft op schoonheid van gelaatstrekken en fraaiheid van gestalte, is naauwelijks eenige levensomstandigheid krachtig genoeg, om de Vrouwelijke Sekse aan te zetten tot een bedrijf, hetwelk, zelfs voor een tijd, een van beide zou bewolken; doch waar deze natuurlijke voordeelen de bezitster naauwelijks tot eenige meerdere in 't oog looping geregtigen, worden dezelve min bestendig in acht genomen en met minder zorgvuldigheids bewaard. Vrouwen in de beschaafder gedeelten van Europa verzuimen nimmer, ook wanneer zij zich, naar 's Lands gewoonte, in rouwgewaad moeten vertoonen, het inzigt van het denkbeeld om zich bekoorlijk voor te doen, en schikken veelal den tooi en de kleeding in zulker voege, dat het rouwgewaad zelve iets aan hare bekoorlijkheden toevoege, door er iets kwijnends aan bij te zetten: iets, 't welk de schoonheid vaak onwederstandelijker maakt, dan wanneer dezelve omgeven is met al den opschik der heerschende mode. - Dan, de Vrouwen in ruwere eeuwen der oudheid, en die van vele hedendaagsche Volken, in wier levensplan verfijning en beschaving nog niet heerschen, slaan in de oogenblikken van rouwe alleen acht op de gewoonte des lands, of liever zij volgen de bewegingen van haar hart, en verzuimen niet alleen hare bekoorlijk heden te doen uitkomen, maar verwoesten dezelve door wonden en likteekenen, die voor altoos het schoone bederven.
Het rouwbedrijven bij de Grieksche Vrouwen duurde lang, en weerde, zoo lang het aanhield, alles, wat verlustigend of vervrolijkend mogt heeten. Niet alleen
| |
| |
sloegen zij op hare borsten, en krabden met de nagels in het aangezigt, maar ontdeden zich ook van allen sieraad van goud, zilver en edelgesteente; zij zonderden zich van gezelschap af, en weigerden deel te nemen aan eenige geneugten des levens; zij schuwden zelfs het licht, en zochten de duisterste verblijfplaatsen; zij trokken het haar uit, of sneden het af, en wierpen het op de houtmijt, om met het ligchaam des betreurden te verbranden, of bijgezet te worden in het graf. - Het afsnijden van het haar was echter geen bestendig gebruik. Eenige Vrouwen liepen met hetzelve loshangende, gekleed in de ruwste stoffe, stof op hare hoofden en aangezigten werpende: somtijds wierpen zij zich op den grond neder, en wentelden in het stof; gebaren, die, van de vroegste oudheid af, ten teeken van rouwe strekten. - Bekend is, hoe zeer des getwist wordt, de gewoonte in het Oosten, dat de Vrouwen zich op de houtmijt ter verbrandinge harer Echtgenooten werpen, en dus het leven eindigen.
Behalve deze gewoonten onder de Vrouwen, die godsdienstig mogen genaamd worden, of tot het rouwbedrijf behooren, nemen zij andere waar, welke uit hare gesteltenisse, en de omstandigheden, daarmede gepaard, voortkomen, en dus, eigenlijk gesproken, gewoonten der Sekse mogen heeten. Wanneer in Chirugua eene jongedochter zekere jaren bereikt, sluiten de vrouwelijke bloedverwanten haar op in een hammoc, eene hangmat, en hijschen haar in de hoogte aan het einde des woonvertreks. Eene maand in dien staat gehangen hebbende, wordt zij halverweg nedergelaten, en, na verloop van nog eene maand, komen de Vrouwen uit de buurt bijeen, gewapend met stokken en knodsen, dringen het vertrek in, en slaan, op eene vreesselijke wijze, op alles, wat er in is. Dit spel eenigen tijd gespeeld hebbende, verklaart eene dezer Vrouwen, dat zij de slang, die de jongedochter gestoken had, gedood heeft. Hierop wordt zij uit de zoo lang geduurd hebbende gevangenis ontslagen; de Vrouwen verlustigen zich, en gaan, wel vergenoegd over het volbragte werk, naar huis.
Onder eenige der Tartaarsche stammen sluiten zij eene jongedochter, die dit tijdperk des levens bereikt heeft, voor eenige dagen op, en hangen vervolgens een teeken aan de tent, den jongelingen te verstaan gevende, dat zij huwbaar geworden is. Bij andere van deze Volks- | |
| |
stammen rigten de Ouders van de Maagd een Feest aan; op hetzelve de Buren genoodigd hebbende, onthalen zij hen op melk en paardenvleesch, onder den maaltijd verklarende, dat de Dochter van den huize huwbaar geworden is, en zij genegen zijn haar uit te huwelijken, zoo ras eene geschikte gelegenheid zich aanbiede. - In Circassia en Georgia, waar de Ouders dikwijls verpligt zijn, hunne Dochters uit te huwelijken, terwijl zij nog kinderen mogen genoemd worden, ten einde voor te komen dat zij niet van hun weggenomen worden door de rijken en magtigen, wordt de tijd der Huwbaarheid veelal eene geruime wijle bedekt; dewijl de man, aan wien zij verloofd is, alsdan het regt heeft om haar tot zich te nemen, en de Ouders misschien oordeelen dat zij nog te jong is om in den echt te treden.
Allerbijzonderst is, onder de omstandigheden, welke aanleiding gegeven hebben tot Gewoonten, der Sekse eigen, die van Kinderbaren. Naardemaal, in meest alle landen, de Vrouwen, te dien stonde, bijstand behoeven, heeft men, te dien einde, meestal Vroedvrouwen gebruikt. - De Atheners waren, in ouden tijde, het éénig Volk, bij 't welk het tegendeel plaats greep. Eene daar standhoudende wet sloot de Vrouwen en Slaven uit van het beoefenen der Geneeskunde: en daar het verlossen der zwangere Vrouwen voor een tak daarvan gehouden werd, gaf zulks te meermalen gelegenheid, dat Vrouwen, er tegen opziende, om zich, in dit geval, aan Mannen over te geven, er het leven bij inschoten. - Eene Vrouw, agnodice geheeten, wilde hare medeburgeressen uit die ongelegenheid redden; zij kleedde zich in mannengewaad, en, de Geneeskunde geleerd hebbende, ontdekte zij zulks aan eene en andere zwangere Vrouw, die zich van hare hulp bedienden. De overige Artsen te Athene, misnoegd en verbitterd tegen eenen, die al het werk van tijd tot tijd aan zich trok, deden dezen voor het Geregtshof den Areopagus ontbieden en te regtstellen; ter beschuldiging inbrengende, dat hij op eene onkiesche en verleidelijke wijze omging met de Vrouwen, door hem verlost. Dit noodzaakte agnodice om hare Sekse te doen kennen; waarop de Artsen haar vervolgden, als eene verbreekster van 's Lands wetten. De voornaamste Vrouwen der Stad, haar in dit gevaar ziende, verschenen ten Geregtshove, en smeekten de Regters te haren behoeve. Het verzoek der Vrouwen was zoo
| |
| |
klemmend, en de redenen, welke zij aanvoerden, waren zoo dringend voor het bewaren der vrouwelijke kieschheid, dat er eene wet werd uitgevaardigd, die aan de Vrouwen het verlossen toestond. De zwangeren bedienden zich van deze wet, en de bijstand der Mannen geraakte geheel in onbruik.
Bij de Romeinen en de Arabieren, die na hun de Geneeskunde met groote vlijt beoefenden, onderwierpen zich de Vrouwen, in zware gevallen, somtijds aan de verlossing door Mannen; doch het was verre van een stuk van verkiezing of algemeen gebruik te wezen. Het was niet voor het einde der zeventiende of het begin der achttiende Eeuwe, dat, uit Italie en Frankrijk, het gebruiken van Vroedmeesters meer en meer algemeen werd, en het zoo verre gekomen is, althans in Steden van eenige volkrijkheid, dat bij lieden, die het kunnen betalen, geen ander dan een Vroedmeester dit werk verrigt. Het loopt buiten ons louter geschiedkundig vak, te oordeelen, in hoe verre de Vrouwen veiliger zijn op deze wijze dan op de andere; wel zouden wij durven zeggen, dat de vrouwelijke kieschheid voor de oude wijze pleit. |
|