Napels; zoodat, in een eigenlijken zin, mag gezegd worden, dat de dood aldaar onder bloemen is begraven. De bloemen en de dood schijnen aldaar zelfs vereenigd te zijn, als het gewrocht met de oorzaak. Indedaad, blusch deze verschrikkelijke fornuizen uit, en de grond, dien zij verwoesten, zal zijne vruchtbaarheid verliezen; het zal een vreedzamer en veiliger verblijf worden. De bewoner, genoodzaakt voor moeijelijker pogingen een schraler levensonderhoud te koopen, zal gevaren betreuren, die door zoo vele genietingen vergoed worden.
't Zij het eene speling der natuur zij, die geen ongemengd genoegen schenkt, of een gedwongen gevolg harer wetten, van welke het onmogelijk is, en geene bate zoude doen, de oorzaak te vinden, zeker is het in allen gevalle, dat de nabuurschap der brandende bergen altijd gevaarlijk is, en altijd zal gezocht worden.
Vader de la torre, een der geleerdste en moedigste natuurkundigen van Italie, heeft, in den jare 1759, omtrent den Vesuvius aanmerkingen gemaakt, zoo naauwkeurig als wetenswaardig, van welke wij de volgende zullen mededeelen.
Tot aan den jare 70 van onze jaartellinge had de Vesuvius niets dan vuur gespogen, en meer nieuwsgierigheids dan schriks verwekt. In dat jaar, onder eene regering door deugden vermaard, schudde de berg met een schrikwekkend gedruisch; hij wierp asch en steenen uit, niet tot in Syrie en Egypte, zoo als een grootspreker van dien tijd verzekert, maar tot eenen afstand, groot genoeg om Rome eenen schrik aan te jagen, en in genoegzame menigte, om twee geheele steden, Herculanum en Pompeia, te begraven.
In de derde eeuw, in den jare 203, deed de Vesuvius van nieuws alles beven, wat in zijne nabijheid lag. In de vijfde, zesde, zevende en tiende eeuw jaagde hij denzelfden schrik aan; maar tot nog toe had hij geene Lava gespogen, dat wil zeggen, zwavelachtige stoffen, met verglaasde aarde en gesmoltene metalen gemengd, die sedert deze uitvloeijingen gekenmerkt hebben. 't Was in den jare 1049, dat men voor de eerstemaal al fidderende eene beek van deze stoffe volgde, die uit den mond des bergs tot in de zee vloeide.
In de twaalfde, veertiende en zestiende eeuw gebeurden er in alles slechts vier uitbarstingen, van welke zelfs