Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWaarneming van eenen uitgebreiden kanker in de onderlip, door de operatie volkomen genezen.(Medegedeeld door het Gezelschap onder de Zinspreuk: ter bevordering der Genees-, Heel- en Verloskunde, te Hoorn.)
Kort na dat wij den Heere van wij in het voorheen gemeld gevalGa naar voetnoot(*) verzocht hadden, het onder zijn Ed. berustend Kankermiddel ons te willen toezenden, vervoegde zich bij ons Gezelschap een behoeftig man, met name fredrik schermer, wonende te Ooster-Blokker, oud 47 jaren, gehuwd, hebbende 8 kinderen in leven, van een gezond en vrolijk gestel, met een' zeer aanmerkelijken en afschuwelijken Ulcus aan de onderlip; welk ongemak, ruim 3 jaren geleden, begonnen was met een kleinen barst, en van tijd tot tijd grooter zijnde geworden, zoo dat hetzelve toen (zijnde den 17 April 1809) de grootte had bereikt van meer dan één en een half duim in diameter; de omliggende deelen zoo min als de Glandulae submaxillares waren hard noch opgezet; in het midden des gebreks was eene opening, uit welke eene ichoreuse stoffe vloeide; de Ulcus breidde zich aan de buitenzijde uit, zoo dat het den linker hoek des monds begon in te nemen: aan de binnenzijde des gebreks vertoonde zich inflammatie en eenige excoriatiën, | |
[pagina 547]
| |
alsmede eene kleine opening of zweer. Deze man verhaalde ons, verscheidene middelen reeds ter genezing beproefd te hebben; als ook dat de zoogenaamde Nonnen van Rees haar middel bij hem hadden aangewend, en hem een jaar te voren voor volkomen genezen hadden verklaard: daar hij nu zag, dat men hem bedrogen had, en zijn ongemak hoe langer hoe hinderlijker werd, terwijl de pijnen en scheuten soms hevig waren, verzocht hij onze hulp. Wij beschouwden het gebrek eenparig voor eene wezenlijke Carcinoma, en waren het al zeer spoedig eens, om (verondersteld de Kunstbewerking nog mogelijk zijnde) dezelve aan hem, als het eenigst middel ter genezinge, voor te stellen: evenwel, daar wij met den Heer van wij over andere Kankergebreken in onderhandeling waren, besloten wij, zijn Eds. gevoelen ook over dit gebrek te vragen, en wel of ook in dit geval zijn Ed. Kankermiddel, of het mes, dienstig zoude zijn? - waarop wij zeer spoedig eene vriendelijke Missive van zijn Ed. ontvingen, waarin zijn Ed. ons raadde, de Kunstbewerking ter uitvoer te brengen, zorg dragende dat het ongemak ruim genoeg weggenomen wierde; waartoe men dan ook dadelijk besloot: terwijl de Patient zijne toestemming gaf, om dezelve op den 12 Mei 1809 te ondergaan. De Heer nierop deed de Operatie op de gewone wijze, beginnende zijne insnijding met de Bistouri aan de regterzijde van het ongemak, ½ duim van den hoek des monds, strekkende zich de snede in eene schuinsche rigting uit, tot over de kin; terwijl zijn Ed. zijne tweede snede in den hoek des monds aan den linkerkant begon, en door eene induratie, welke men toen kort daarbij ontdekte, genoodzaakt was, een gedeelte der wangspieren door te klieven, makende zijne snede weder in eene schuinsche rigting, zoo dat dezelve in een gelijk vlak met de eerste op de kin uitkwam: schoon dus bijna de geheele lip, met een klein gedeelte der wangspieren, was weggesneden, had er echter weinig Haemorrhagie plaats. Na de wond gezuiverd te hebben, deed zijn Ed. de omgewonde hechting met eene zilveren naald, van een stalen punt voorzien, waarmede zijn Ed. drie hechtingen, eerst aan het onderste gedeelte der wonde, toen in het midden, en eindelijk in het roode van de lip, in het werk stelde; zorg dragende, om ver genoeg van de randen der wonde bij het doorsteken | |
[pagina 548]
| |
af te blijven, waardoor zijn Ed. gelegenheid had, de draden des te sterker te kunnen aanhalen; hetgeen in dit geval gebeuren moest, vermits het stuk, dat er uitgesneden was, aan deszelfs bovenkant meer dan twee duimen uitgestrektheid had: - verders ondersteunde zijn Ed. de hechting door goede strooken welklevende hechtpleister, en met het vereenigend verband; bevelende den Patient, zich in alles rustig te gedragenGa naar voetnoot(*). Daar er zich in de 4 eerste dagen na de Operatie geene toevallen van pijn, zwelling of ontsteking opdeden, lieten wij het verband tot den 4den dag zitten; alleen vernieuwde men den zwachtel. Den 6den dag werd het geheele verband en de naalden voorzigtig weggenomen, alsmede de hechtpleisters; wij hadden het genoegen van te zien, dat de randen der wonde zich volmaakt vereenigd hadden, en er niets meer dan eene streep of lijn van het likteeken te zien was; dan de naaldsteken suppureerden sterk, hetgeen vooral daaruit voortkwam, doordien het verblijf van den Lijder en het weder zeer warm waren, hetgeen zeer veel broeijing had veroorzaakt, zijnde er reeds bij het afnemen des verbands een putride reuk bij hetzelve; deze zweren met een à twee met Bals. Arcaei besmeerde wieken verbonden hebbende, legde zijn Ed. de strooken hechtpleister met het vereenigend verband tot ondersteuning der hechting weder aan. Jammer was het, dat wij de naalden niet een of twee dagen eer hadden uitgebragt, om reden dat er reeds twee naaldsteken een groot gedeelte der lip hadden doorgeknaagd; dan, uit hoofde dat alles zich zoo wel liet aanzien, en uit vreeze dat de vereeniging nog niet sterk genoeg zijn zoude, omdat er zoo veel verlies van substantie geweest was, hadden wij de wegneming tot den zesden dag verscho- | |
[pagina 549]
| |
ven, hetgeen de genezing een weinig deed vertragen; dan, niettegenstaande dezen hinderpaal der vroegere genezing, bleef men dagelijks de zweren, die door het te lang blijven zitten der naalden veroorzaakt waren, op dezelfde wijze suppuratief verbinden, en wij hadden het genoegen, om, drie weken na de Operatie, den Patient volkomen, en zonder eenige mismaal theid der lip, genezen te zien. Dewijl het nu reeds vijf maanden geleden is, zonder dat de Patient eenige pijn of scheuten in de lip gevoeld heeft, zoo vertrouwen wij, dat wij het ongemak ruim genoeg zullen hebben weggenomen.
Uit naam van het Gezelschap voornoemd, Hoorn, den 13 van Wijnmaand 1809. j.g. repelius, Secretaris. |
|