De bedelaars-club te Londen.
Een mijner vrienden, (zoo luidt het verhaal, welk wij onlangs van een geloofwaardig man ontvingen) die met een vermaard Engelsch Acteur veel omgangs had, werd, op zekeren dag, door dezen verzocht, hem naar eene Bedelaars-Club te verzellen, als willende hij onder de laagste klasse van menschen zijne kunst bestuderen. Mijn vriend, door nieuwsgierigheid gedreven, gaf zijn woord; en zie daar twee deftige mannen gereed, zich onder het slechtste graauw van Londen te vermengen. Vooraf moesten zij zich van een gewaad voorzien, voor het gezelschap berekend, waarin zij zouden verschijnen. Een uitdrager bezorgde straks voor ieder hunner een bedelaarspakie, en voort daarop gingen zij op weg. Zij kwamen aan den ingang van een kelder, en zeiden, dat zij leden waren van de waardige Bedelaars-Club. Thans deed eene dienstmaagd hen afklimmen langs eene ladder, die straks werd weggenomen, opdat de jongstgekomenen niet mogten heengaan zonder te betalen. De vergaderzaal was een groot vertrek, waarin tien vrij zindelijke tafels stonden, aan welke, bij wijze van voorzorge, de messen en vorken, met welke de bedelaars aten, waren vastgemaakt. Voordat de twee vreemdelingen zich aan tafel zetteden, kwam eene waschvrouw, volgens de gewoonte der Club, om hunne hemden verzoeken, om dezeive onder het middagmaal te wasschen. Vervolgens werd hun een vrij wel bereide schotel voorgezet, waarna zij de rekening moesten betalen, die, het wasschen daaronder begrepen, vier stuivers bedroeg.
De echte leden der Bedelaars-Club, zoodra de maaltijd was geëindigd, geen kwaad vermoeden hebbende omtrent de twee gasten, welke zij misschien voor medebroeders uit eene andere wijk hielden, gingen tot de orde van den dag over. Eerst telde elk, wat hij dien dag had gewonnen. De blinden lieten zich hun geld hardop voortellen, en in het bijzijn der geheele vergadering, ter voorkominge dat hunne geleiders hen niet zouden bedriegen. Niet een was er onder deze bedelaars, die niet twee- of zelfs driemaal zoo veel had opgehaald, als een goed werkman in een dag kan verdienen. Nadat dit werk verrigt was, liet elk lid zich eene kan porter geven, welke hij op de gezondheid van alle liefdadige zielen uitdronk. De blinden gingen aan het spelen, de anderen dansten zeer vrolijk, en men merkte op, dat zij, die over dag de kreupelen en verminkten hadden vertoond, luchtiger dan de overigen dansten. De vergadering dacht niet aan scheiden. Men liet porter en rhum brengen, om punch te maken; sommigen lazen de Cou-