Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 435]
| |
ontvangen, mits zij om niets verzoeken; niets anders hebben zij er te doen, dan zich lustig te vermaken. Nu eens speel ik den wijze, en dan den zot; dit is geen klein geheim om van iedereen bemind te worden. Ik maak verzen en complimenten; de grooten geven er mij goede woorden voor, en de geleerden vereeren mij met hunne genegenheid. De grooten onderscheiden zich door niets te doen gelijk andere menschen, en zich te doen verzellen door een groot getal tweevoetige dieren, wanneer zij in hunne koetsen rijden. De Koning alleen wordt gehoorzaamd; geen groot heer is hier, die eenen minderen durft dreigen, wanneer deze zijnen pligt heeft gedaan. Voor het overige kunt gij op zijn Turksch of op zijn Grieksch leven, zoo als het u belieft. Even talrijk zijn hier de geletterde lieden, als de botmuilen en de ongeletterden te Konstantinopel. Hier zijn vele Akademien, alwaar zij gaan redevoeren of zich vervelen. Zij, die over ernstige en belangrijke zaken schrijven, blijven arm en onbekend. De boekverkoopers worden rijk ten koste der Auteuren, door het verkoopen van boeken, welke zij niet verstaan, en welke zij nimmer lezen. De Parijsche Vrouwen brengen geene anderen dan dapperen ter wereld, en gebieden meer dan de mannen; zij zijn het fraaiste sieraad van deze stad, hoewel zij over het geheel niet schoon zijn; maar in bevalligheden en in levendigheid overtreffen zij alle vrouwen van de wereld. Doorgaans zijn zij vlug, geestig, welsprekend. Men vindt er geleerde vrouwen; deze zijn niet de beminnelijkste, noch die meest gezocht worden. Er zijn er, die alles, wat zij bezitten, aan haar ligchaam dragen; er zijn er, die alle dagen van kleederen, en elk oogenblik van gelaat veranderen. Even gemakkelijk verwekken, ontvangen en vergeten zij indruksels van liefde. De huwelijken, die voormaals voor het leven waren, zijn tegenwoordig slechts voor eenen tijd. De vrijwillige echtscheiding is ongevoelig in alle groote huizen ingeslopen. De man leeft gerust op het land, terwijl zijne vrouw zich te Parijs vermaakt. De kleermakers hebben meer werk om nieuwe modes uit te vinden, dan om een kleed te naaijen; en wanneer een rok langer dan het leven eener bloeme duurt, is hij oud. Nergens zijn de Parijzenaars gierig op. Hunne tafels zijn lekker en overvloedig; nimmer eten zij alleen, gelijk de Duitschers en Italianen. Er is geen vernuftiger en werkzamer en tevens minder rijk volk: want het besteedt alles aan zijne maag of aan zijne trotsheid; en evenwel is het altijd weltevrede en vrolijk. De tongval der Franschen is aangenaam, wanneer dezelve | |
[pagina 436]
| |
wel gesproken wordt; maar de Parijzenaars eten de helft hunner woorden op; zij schrijven niet zoo als zij spreken: men zonde zeggen, dat zij er vermaak in stellen te spreken om niet verstaan te worden. Men kent een Franschman aan vier dingen: wanneer de klok slaat, wanneer hij iemand iets vraagt, wanneer hij iets belooft, en wanneer hij van zijn goed geluk spreekt. Men vindt te Parijs alles, wat men kan verlangen. Maar hoe groot ook de overvloed zij, van alwat of tot het leven, of tot vermaak noodig is, die niets heeft, zal niets hebben. Misschien is er geen verschrikkelijker hel, dan te parijs arm te zijn. Hetgene men te Parijs het meest ontmoet, zijn woorden, die niet gehouden worden, weldaden, die genoten en vergeten worden, tafelschuimers en complimentmakers. Hetgene men er minst aantreft, zijn matige grijsaards, artsen, die niets te doen hebben, onbaatzuchtige advokaten, bescheidene jonge lieden, en zedige vrouwen. Hetgene men er nooit ziet, zijn getrouwe echtgenooten, eerlijke kooplieden, verpligtende sinanciers en opregte vrienden.
Parijs 20 Augustus 1692. |
|