Wat heeft men door de zeden van een volk te verstaan?
Vele Wijsgeeren hebben over de zeden der Volken geschreven; doch zij hebben zich vergenoegd met het ophangen van een historisch tafereel van de gewoonten en gebruiken der verschillende volken, zonder naauwkeurig aan te wijzen, hoe hunne zeden zijn gevormd. Deze wijze van het oordeel over de daden der menschen te leiden, zonder dat men van de regels gewage, die aan dezelve in de zamenleving ten rigtsnoer dienden, is ongetwijfeld een voortreffelijk middel, om de eere dier Wetgeveren te handhaven.
Zoo dra men onderstelt, dat elke natie een oorspronkelijk karakter bezit, aan haar bijzonder eigen, en door de Natuur zelve daargesteld, zal het gemakkelijk vallen, om in den geest der natie alleen de bron harer dwalingen, en, gevolgelijk, die van hare rampen, te doen vinden. Aldus aan het geval, of aan eene zekere natuurdrift, de gebreken der zeden van een volk toeschrijvende, hebben de Sophisten, het gewrocht de oorzaak doende voorafgaan, de inrigtingen van berisping ontheven, die de Maatschappijen meer of min onteerd hebben, naar gelange de botheid en de onkunde der menschen de eerzucht en den hoogmoed van hun, welke dezelve hadden opgerigt, meer of min begunstigden.
Nog heden ontmoet men vele menschen, die beweren, dat de zeden der volken een vroeger bestaan dan hunne wetten gehad hebben. Zij bouwen dit gevoelen op de grondstelling, dat men, wetten willende maken, voorshands zeden moet gehad hebben. Zij, die aldus redeneren, verwarren de zedekunde, die de grondslag der maatschappelijke orde is, met de zeden, die er altijd de slotsomme, het resultaat, van zijn.
Door de zeden eener natie moet men de levenswijze van een volk verstaan. En, indedaad, indien deze levenswijze altijd door de wetten bepaald worde, die alleen het merk van goed of kwaad drukken, welk de daden der menschen aan zich hebben, door het als een zegen in de zamenleving te doen voorkomen, 't geen zij als zoodanig geregeld hebben, dan is het blijkbaar, dat de zeden van een volk, in dat geval uit het ontwerp der wetgevinge voortvloeijende, meer of minder zuiver zijn zullen, naar geiange zijne wetgevers de natuurlijke zedekunde gevolgd, of aan de driften het oor geleend hebben. Het karakter eener natie, en de vorderingen, welke zij in de wetenschappen heeft gemaakt, die het verstand verlichten en tot het algemeen geluk den weg moeten banen, zullen, diensvolgens, ten maatstok dienen van het vernuft harer wetgeveren, van hunne zedelijke deugden, en van de