baren en Weetnieten. Hij ging zoo verre, dat hij, een en ander maal, met een lagchend gelaat, hen dreigde op te zullen hangen. - En, in de daad, hij had naauwelijks zijn ontslag bekomen, of, eenige schepen, die hij in de haven van Melitum vond, nemende, viel hij met dezelve aan op deze Zeeschuimers, niet verre van Pharmacusa, maakte velen hunner gevangen, en veroordeelde ze ter kruisstraffe.
Dit zelfde vertrouwen op zijn Goed Fortuin deed caesar het opmerkenswaardig blijk van moed geven, weinige dagen voor den slag van Pharsalia. Vermomd in het kleed van een slaaf, ging hij in een klein vaartuig, om de vloot van antonius, welke niet opgedaagd was, te gemoet te varen. Er ontstond een zware stormwind, hem dreigende met zijne togtgenooten in de diepte te doen vergaan. Caesar vatte den moedeloozen en bevenden Stuurman bij de hand, zeggende: ‘Man! houd moed; gij hebt caesar en diens Fortuin aan boord!’
Columbus giste, op gronden van Aardrijks- en Zeevaartkunde, dat hij eene Nieuwe Wereld zou kunnen ontdekken. Bezield met dit grootsche denkbeeld, en daardoor vervuld, tartte hij de Zeegevaren, wederstond de tot muiten gereede Schepelingen, en, op zijn Goed Fortuin vertrouwende, gelukte het dien Zeeheld, Amerika te ontdekken.
Voorbeelden zijn deze, die uitwijzen, dat eene edele hoogachting van zichzelven ons dadelijk het vermogen schenkt, om ons boven de gewone zwakheden der menschelijke Natuur te verheffen, onze bekwaamheden in lofwaardige ondernemingen te hetoonen, het nooit aan den vernederenden geest der slavernije gewonnen te geven, nooit zich daaraan te onderwerpen, steeds de voorschristen van verstand en geweten op te volgen, onder onheil getroost te zijn, en moedig gunstiger dagen af te wachten.