| |
Middel, om gemakkelijk en gerust door dit leven heen te glijden.
(Briefswijze aan een' Vriend voorgedragen en aangeprezen.)
Mijn Heer en Vriend!
Eene der hoofdzaken van 's menschen pligt in deze wereld is, volgens mijn nederig gevoelen, gelukkig en gerust te leven, en dezen proefstaat met zoo min geruchts en ontusts, als mogelijk, door te brengen; en daar ik, na langdurige naspeuring en onderzoek op een langen levensweg, meen die kunst ontdekt te hebben, wil ik u gaarne, vóór mijn afsterven, dezelve mededeelen. Gij en anderen zullen er, zoo ik vertrouw, gebruik van kunnen maken; althans de proeve daarvan te nemen, durf ik u bartelijk en welmeenend aanraden.
Mijn voorschrift is in zeer weinige woorden begrepen. Het middel, door mij aangewend, bestaat daarin, ‘dat ik nimmer iemand wedersprak, en ook aan niemand gelegenheid gaf om mij tegen te spreken.’
Gij zult denken, dat dit een zeer eenvoudig middel is, en schaars dank wegens de mededeeling verdient: dan gij zult het zoo eenvoudig en zoo gemakkelijk met vinden bij de te werkstelling, als gij u verbeeldt; en nogtans durf ik het op mij nemen, het krachtvolle in de uitwerking te bewijzen.
Iemand, mijn Vriend! moet een groot deel van verdiensten bezitten, om in staat te zijn ‘een ander niet tegen te spreken,’ en teffens geene kleine mate van beleid en kunst, om ‘het tegenspreken van anderen te ontgaan.’ Wij men- | |
| |
schen allen hellen over, om sterk op onze gevoelens te staan, en daarmede ingenomen te zijn: deze trots, deze vooringenomenheid maakt ons zoo gesteld op en zoo gehecht aan onze begrippen, dat wij weigeren de geringste daarvan op te geven, zelfs al zouden wij er, in sommige gevallen, eene vriendschapsbreuk aan wagen. Nu, al die vooringenomenheid, al die gehechtheid aan onze begrippen moet overwonnen worden; en gij zult mij gaarne willen toestaan, dat de man, die dit gedaan heeft, verre gevorderd is in zelfverloochening en zelfbestuur.
Vóór dat ik den opgemelden levensregel omhelsde, leefde ik zeer ongelukkig. Ik had zekere begrippen, grondregels en gevoelens, als in pacht, en ik oordeelde dat ze in hunne soort zeer voortreffelijk waren, en van zulk een' aard, dat geen mensch van gezond verstand er iets tegen kon hebben. - Dan mij beliep het deerlijk ongeluk, dat ik in verkeering geraakte met menschen, die geheel anders dachten, en mij, zonder eenigen omweg, in het aangezigt heftig tegenspraken; en dit geschiedde herhaalde keeren - dit geschiedde, wanneer zij mijne spijs aten en mijn' wijn dronken. Ik dacht, dat lieden, die maaltijden gaven, gelijk mijn geval was, het regt van zelve bezaten om niet tegengesproken te worden. Dit is nu en dan, ik beken het, het geval: dan er worden vreemde en ontembare geesten gevonden, die zich niet laten lenigen of van buigen weten; die liever brood en kaas met schraal bier zouden verkiezen te gebruiken, dan een geliefd gevoelen opgeven voor een welvoorzienen disch.
Het gevolg hiervan was, dat, schoon ik met mijne Vrienden en Gasten in het volkomenste genoegen en de hartelijkste overeenstemming in den beginne aanzat, wij doorgaans vrij koel van elkander scheidden, na elkanders hoofd door redentwisten warm gemaakt te hebben. - Niemand onzer stond toen in het begrip, dat wederspraak de vijandin is van opgeruimdheid van geest, en dat men nooit gelukkiger leeft, dan wanneer men ten volle verdraagzaam is omtrent de begrippen van anderen, ja zelfs de grootste ongerijmdheden ongemerkt laat doorgaan.
Dan, gelijk ik gezegd heb, die verborgenheid was nog niet ontdekt, en mijn leven eene aaneenschakeling van kwellingen. Daar is een onderwerp, over 't welk ieder mensch denkt dat hij kan en mag spreken, namelijk het Weêr; en dit was een onderwerp, waarop ik mij verbeeldde wel afgerigt te wezen: dan ik had een paar Vrienden, die zich inbeeldden het uitsluitend regt te bezitten, om te zeggen dat het koud was, als het koud, en heet, wanneer het heet was. Een dezer had een zeer netloopenden Thermometer; en niemand mogt zeggen dat het dien dag koud of warm geweest ware, voor dat hij zijn onfeilbaar glas geraadpleegd had. De ander had likdorens of eksteroogen, en maakte daaruit voorspellingen over het aanstaande weêr, welke niet mogten in twijfel getrokken, veel
| |
| |
min wedersproken worden. 't Geviel echter nu en dan, dat wij over die stukken het niet eens waren; en gij zult wel willen gelooven, dat wij, omtrent zulke kleinigheden verschillende, omtrent aangelegener stukken niet altoos eveneens dachten. - Ten laatste betwistte men mij het regt om te oordeelen over den staat mijner gezondheid: het gebeurde niet zelden, dat ik, klagende over deze of gene ongesteldheid, moest hooren, dat ik er nimmer, mijn geheele leven lang, zoo goed had uitgezien. - Van dien aard waren de tegensprekingen, waarmede ik van tijd tot tijd te worstelen had, ja dagelijks te kampen. Nooit vergeet ik, dat ik, met een' dier tegensprekeren rijdende, doornat werd: wanneer ik daarop aanmerkte, hoe geweldig die stortvlaag was, voerde hij mij te gemoete: Noemt gij dat regenen?
Tot vervelens afgemat door alle die tegenspraak, dacht ik het tijd, om, gelijk men zegt, het blaadje om te keeren, elk voor zichzelven te laten denken, oordeelen en spreken, en mijne bijzondere gevoelens voor mijzelven te bewaren. Weinig tijds nadat ik dezen nieuwen grondregel aangenomen en in 't werk gesteld had, ondervond ik reeds de heilzame uitwerking. Mijne tafel is met meer Vrienden, dan immer, bezet, en wij scheiden in hetzelfde goede humeur als wij te zamen kwamen. Ik geef mijn gevoelen over geen onderwerp bepaald te kennen. Ik help ieder met hetgene, waarvan hij gelieft gediend te wezen. Verbeeldt hij zich dat mijn schapenbout kalfsvleesch is, ik laat hem vrijheid. Voorheen hoorde ik wel eens aanmerkingen op mijn' wijn, en onderhield daarover mijn' wijnkooper; maar nu laat ik mijne gasten toe, des te verschillen, en aanmerkingen naar welgevallen te maken, wel wetende, dat, hoe het ook daarmede loope, mijn wijn toch gedronken, en ten laatste menigmaal geprezen wordt. - Ik laat ook de bepaling van het Weêr geheel aan mijne gasten over; ik ondersteun niemands gevoelen, deswegen geuit; ik zwijg, of het regent, hagelt, sneeuwt, weerlicht of dondert. - De staat mijner gezondheid is ook te eenemale in de hand mijner gasten. Heb ik eenig ongemak of ongesteldheid, ik openbaar het niet, en bedien mij van de eenvoudigste middelen tot herstel. - Het is bijkans noodeloos, na dit alles opgegeven te hebben, te melden, dat ik het ook hoogstnoodzakelijk vond, mijne Staatkundige en Godsdienstige begrippen voor mijzelven te houden. Ik tart elkeen uit, om ze uit te vorschen en te bepalen. Het gevolg is, dat elk denkt dat ik tot zijne geliefde partij behoor. In eene en dezelfde week houdt men mij voor onderscheidene Gezindheden in de Godsdienstige Leerbegrippen toegedaan. Een Franschman, die nu en dan bij mij ter tafel komt, wenschte mij geluk, dat ik afstand gedaan had van alle godsdienstige vooroordeelen. - Alle deze partijen, bemerkt gij, dat
overeenstemmen in de oude Leer, dat stilzwijgen hetzelfde is als toestemmen. Ik berust er alleen in, om
| |
| |
geen aanstoot te geven, of mij aan tegenspraak bloot te stellen. - In stukken van Smaak ben ik even toegeeflijk. Tooneelspelen, dichtstukken, schilderijen, teekeningen, zijn goed, slecht, of middelmatig, zoo als het mijne Vrienden behaagt dezelve te rangschikken. Hoe op het Tooneel een spel wordt uitgevoerd, lant ik aan anderen over te beoordeelen; het zou mij leed doen, de goede harmonie der verkeering, om een verschillend begrip in dezen, te storen.
Door dit gedrag ben ik volkomen geslaagd in het verkrijgen van een gerust, stil leven in den kring mijner verkeering. Het is waar, die handelwijze heeft mij onderhevig gemaakt aan eenige vermoedens, die niet zeer tot eere strekken aan een man van smaak en een liefhebber van onafhankelijkheid. Eenigen denken, dat ik een slimme en doortrapte knaap ben, indien ik maar er voor uit wilde komen. Anderen houden mij voor schuw en vreesachtig, of dat ik, dezen weg henen ziende, op geheel het tegenovergestelde denk. Sommigen schrijven mijn stilzwijgen aan vreeze, nog anderen aan onkunde toe. Doch daar men deze onderscheidene gevoelens te mijnen opzigte niet in mijne tegenwoordigheid uit, veronderstelt men, dat ik er geen kennis van drage. Zeer zeker is het, dat ik mij des niet bekreune.
Ik heb wel eens gehoord van menschen, die op tegenspraak gesteld zijn; doch ik kan zulks bezwaarlijk gelooven: nogtans ken ik geloofwaardige Heeren, die getrouwd zijn, die kinderen hebben, en mij verzekeren, dat het met de daad zoo is, doch dat een man niet buiten 's huis behoeft te gaan, om zoo veel tegenspraaks te ontmoeten, als noodig is om zijn bloed sneller te doen omloopen. Welk eene uitwerking de tegenspraak, in zulke gevallen, kan hebben, weet ik niet; maar vast gaat het, dat er veel onheils uit geboren worde, - als, bij voorbeeld, de barbaarsche gewoonte van de Tweegevechten; en ik twijfel bijkans geen oogenblik, of de Echtscheidingen, in vele gevallen, niet aan den geest der tegenspreking moeten geweten worden.
Ik heb in dezer voege, mijn Vriend! u de eenvoudige wijze, om gerust en ongemoeid te leven, opengelegd. Dezelve vordert, in den aanvange, geene geringe mate van zelfbedwang; dan zulks wordt door de voordeelen ruim en rijkelijk opgewogen. Het is aller, of althans veler begeerte, vreedzaam te leven en geen aanstoot te geven; en ik ken daartoe geene beter wijze, dan elk zijnen weg te laten gaan.
Vindt men lieden, die denken, dat hun Karakter lijden zou door deze wederhouding in het uitbrengen van hunne gevoelens, dat zij dan mijn voorbeeld volgen, 't geen ik u ten slot wil melden. Hoe stilzwijgend ik, zints het aannemen en opvolgen van dezen leefregel, geweest ben, hoe zeer ik mij ge- | |
| |
liet te berusten in alles, wat voorgesteld werd, was ik inwendig die toeschietelijke en alles beamende man niet. Ik had aandoeningen en gemoedsbewegingen, aan welke ik noodig vond lucht te geven op het papier; en ik zal den striktsten last nalaten aan de volvoerders van mijn' uitersten wil, om mijne gevoelens, die ik dagelijks, naar dat zij voorkomen, opteekende, openlijk bekend te maken. Ik heb ze met dag en plaats beschreven, en mijne Vrienden zullen naauwkeurig weten, wat mijne wezenlijke gevoelens waren over 't geen zij toen beweerden, en veronderstelden dat ik toestemde. Mijn karakter zullen zij alsdan kennen, en mijne gevoelens bepaald weten, wanneer het eerste voor alle aanranding beveiligd is, en de laatsten boven alle tegenspraak verheven zijn. Ik ben, enz.
pieter rustgraag. |
|