Bijdrage tot de zoogenaamde kunst van onbrandbaarheid.
(Ontleend uit de Voyage dans les deux Louisianes, et chez les Nations du Missouri, en 1801-1803, par M. perrin du lac.)
Onder de planten is er eene, welke eene bijzondere oplettendheid verdient; te weten, die, welke zij gebruiken om de uitwerking van het vuur te vernietigen of te verminderen. Ingevolge hetgeen men er mij van verhaald had, verzocht ik een der Wilden om ze mij te leeren kennen. Hij bragt mij dadelijk twee kleine wortels, waaraan nog eenige bladeren zaten. Nieuwsgierig om ze hem te zien gebruiken, en vreezende dat hij mij mogt bedriegen, bood ik er hem een stukje van aan, en haalde hem over om er gebruik van te maken. Hij nam het in zijn' mond, kaauwde het eenige oogenblikken, en wreef er zich toen sterk de handen mede. Dit verrigt hebbende, vroeg hij mij om kolen. Ik gaf er hem drie achter elkander, de gloeijendste die het mij mogelijk was te krijgen. Hij doofde ze, de eene na de andere, uit, door ze zachtjes te wrijven, zonder de minste smart te gevoelen, of zonder dat zijn vel er iets door beschadigd was. Vervolgens stak ik er hem eene in den mond, welke hij tusschen zijne tanden hield, met zijnen adem aanblies, en ze toen zachtjes kaauwde, zonder eenig