Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 541]
| |
De Levens van gedenkwaardige Mannen en Vrouwen uit de Achttiende Eeuw, gevolgd naar het Hoogduitsch van Samuel Baur, met eenige oorspronkelijke Hollandsche Levens vermeerderd. Iste Deel. Te Amsterdam, bij J. Allart. 1808. In gr. 8vo. 391 Bl.Levensverhalen zijn van onheugelijke tijden in den smaak der meeste Lezeren gevallen. Van daar derzelver menigte, in allerlei vormen gegoten. Het thans voor ons liggend Eerste Deel behelst den aanvang eens onbepaalden Werks van dien aard - onbepaald, schrijven wij, want, schoon de jongstverloopene Achttiende Eeuw den Schrijver een perk zette, is de menigte van Mannen en Vrouwen, die in dit tijdperk bloeiden, en waarvan wel iets te zeggen valt, zeer groot. De grondslag des Werks, van 't welk thans onzen Landgenooten de aanvang wordt geleverd, is een Hoogduitsch Werk van den Eerw. baur. Dan de Nederduitsche Uitgever heeft bij de Vertaling zich niet geheel en al aan dezelfde volgorde der Levensgeschiedenissen gebonden, en belooft te zullen zorgen, dat men telkens daarin Levensschetsen doe voorkomen van beroemde Hollanders. Dit Werk onderscheidt zich door zekere rangschikking: of die op denzelfden voet zal stand houden, blijkt niet. Wij zullen, die hier voorkomt, met de Namen der Personen, opgeven. - I Generaals. Hans joachim von zieten. - II. Beroemde Hekelschrijvers. Jonathan swift; gottlieb wilhelm rabener. - III. Heerschzuchtige Vrouwen. Anna maria, Vorstin ursini. - IV. Geleerde Vrouwen. Anna dacier; maria wollstonecraft godwin. - V. Staatslieden. Baron theodoor von neuhoff; george, Rijksgraaf van browne. - VI. Letterkundige en Fraaije Vernuften. Samuel johnson; gotthold ephraim lessing. - VII. Wis- en Natuurkundigen. Petrus camper; linnaeus; george louis le clerc, Graaf van buffon; pieter nieuwland. - VIII. Geestdrijvers en Bedriegers. Johann joseph gassner; schröpfer. - IX. Merkwaardige Proselieten. Josua ben abraham eschel. Verscheidenheid ontbreekt niet; en zijn de Levens, wat de opstellen betreft, van zeer onderscheidene waar- | |
[pagina 542]
| |
de, blijkbaar afhangende, zoo van den aard der Personen zelven, als van de oorspronkelijke bronnen, waaruit de Verzamelaar geput heeft. Vele, van elders reeds bekend, komen er onvermijdelijk in voor; ook die zeer onlangs, naar 't zelfde origineel, voor den Nederlander zijn opgehangen. Zoo herkenden wij, in de eerste Levenschets, het penseel van Madame blumenthal, 't geen een onzer Medehelperen in ons Maandwerk had gevolgdGa naar voetnoot(*). Men kan in dusdanige Levensberigten niet alles zeggen, wat er van de voorgestelde Personen te zeggen valt; anderzins zou daat van swift nog al zeer kunnen worden aangevuld. - Dit geldt ook omtrent eenige andere. Lessing, bij voorbeeld, achten wij, zeer onlangs, onzen Lezeren vollediger te hebben doen kennenGa naar voetnoot(†), dan hier geschiedt. Onder de pligten eens Vervaardigers van dusdanig eene Verzameling, wanneer hij geen bloot Vertaler is, behoort gewis, dat hij nasla en onderzoeke, wat reeds van de te behandelen Personen geschreven is, om het beste te kunnen leveren. Ongetwijfeld heeft de Vaderlandsche pen, die dit Werk schrijft, in 't Levensberigt van linnaeus zijnen Duitschen Voorganger gevolgd. Beter gids zou hij gehad hebben in het Leven dezes grooten Natuurkenners, in 't Latijn geschreven door den Hoogleeraar david de gorter, en in onze Letteroefeningen voorhandenGa naar voetnoot(‡). Wij herinnerden ons daaraan, bij het lezen, dat de Dochter van moraeus, de Beminde van dezen Plantkundigen, hem, tot goedmaking zijner Reiskosten naar Holland, honderd dukaten schonk; schoon ons voorstond, dat hij, die Reis aanvaardende, niet zoo breed bij kas was. Wij sloegen dit na, en, zonder vermelding dat zijne Beminde hem een zoo goed reisgeld gaf, vonden wij daar opgeteekend, dat hij tot die Reize slechts van zes-en-dertig Dukaten voorzien was. Wij kunnen elke dezer Levensbeschrijvingen niet bijzonder beoordeelen; anders zouden wij moeten aanmer- | |
[pagina 543]
| |
ken, dat het Levensverslag des Graven van buffon vrij schraal is, en dat de drie laatstgemelde, in dit Boekdeel voorkomende, luttel beteekenen. Genoegen schonk het ons, dat wij ook beroemde Landgenooten in deze nieuwe Verzameling zouden aantreffen; en voldoening smaakten wij, dat de twee verkozene Mannen eene zoo schitterende vertooning maken. Te regt vangt de Vervaardiger van Hoogleeraar camper's Leven op dezen trant aan: ‘De gedachtenis eens grooten mans te helpen vereeuwigen, is eene aangename en vleijende taak; maar zij wordt moeijelijk, wanneer hij, gelijk bij camper het geval is, in zoo velerlei vakken van wetenschap even zeer uitmuntende was; zijne geschiedenis wordt tevens die der wetenschappen, welke hij beoefende, en men zoude elke derzelve in haren ganschen omvang behooren te bevatten, om zijne verdiensten op den waren prijs te stellen, en hem de verschuldigde hulde te bewijzen. Gereedelijk erkennen wij het ontoereikende van onze krachten daartoe. Maar camper heeft zoo veel voor de geleerde wereld gedaan, dat ook eene flaauwe schets reeds belangrijk zal zijn.’ - Belangrijk is ze in de daad, en wordt de grootheid dezes Mans naar waarde vermeld; terwijl hetgeen hij, ter Staatkundige loopbane in het laatste tijdperk zijns levens ingetreden zijnde, verrigt heeft, slechts met een kort woord vermeld wordt, en ook, naar veler oordeel, niet zeer tot vermeerdering van zijnen roem zou strekken. Velen zijner hoogschatteren wenschten, dat hij niet als Staatsman ware opgetreden. Met veel genoegen zal men het vermeldde van pieter nieuwland, over welken, te vroeg der Letteren en Wetenschappen ontrukten, Hoogleeraar zoo veel treffends reeds geschreven is, lezen. Wij willen den Vervaardiger dezes Werks wel aanraden, om vervolgens niet spaarzaam te zijn in het vermelden van Vaderlandsche Mannen en Vrouwen in het door hem verkozen Tijdperk, en inzonderheid om zich moeite te geven tot het verkrijgen van bijzondere narigten, die, op een wijder tijdsafstand, of niet, of zeer bezwaarlijk te bekomen zijn. Schoon hierdoor een Vaderlandsch Personaadje eene breeder plaats dan Buitenlanders mogt beslaan, zal men hem des dankweten. |
|