Aanmerkingen op het Werkje van den Heere J.M. Schrant, Roomsch Priester, getiteld: Het Leven van Jezus. Een Geschenk aan de Jeugd. In kl. 8vo. 20 Bl.
Het Leven van Jezus verdedigd, tegen de zoogenaamde Aanmerkingen eenes nameloozen Schotschrijvers. Door J.M. Schrant, Roomsch Priester. [‘Antwoord den Dwaas naar zijne dwaasheid, opdat hij zich niet voor wijs houde. Salomon.’] Te Amsterdam, bij B.J. Crajenschot. In kl. 8vo. 72 Bl.
Opposita juxta se posita magis clarescunt; ‘tegenovergestelde zaken, naast elkander geplaatst, steken zoo veel te sterker bij elkander af:’ indien ergens, mag althans deze regel gelden ten aanzien der twee brochures, wier titels hier boven staan. Onkunde, kwaadaardigheid, verdraaijing, slordigheid van stijl en taal, en wat niet al meer? in het eerste stukje, welk wij met den Heer schrant wel Libel mogen noemen - belezenheid, kunde, opregtheid, beschaafde taal en stijl, aan den anderen kant: deze zijn de twee oppositen, welke deze kleine schriften kenmerken en onderscheiden. Zoo min als de Heer schrant zelf, konden wij, onder het lezen van het namelooze geschrift, onze verontwaardiging dikmaals bedwingen. Dat iemand voor de leerstellingen van het Kerkgenootschap, onder hetwelk hij in goeden ernst zich heeft begeven, ijvere, is pligtmatig en prijzen wij, mits die ijver niet van de soort zij, welke door den Apostel paulus wordt afgekeurd. Maar, ongelukkig, is het die afgekeurde ijver, welke de Aanmerkingen kennelijk onderscheidt. Dit blijkt duidelijk bij eene zelfs oppervlakkige lezing, en blijkt nog duidelijker uit hetgene de Heer schrant daartegen aanvoert; op hetwelk wij, hoofdzakelijk, niets anders hebben aan te merken, dan dat hij, bij wijlen, zich met te veel ernst en op een te hoogen toon verzet tegen eenen Man, die inderdaad zijnen toorn niet waardig is. Te regt schrijft de Heer schrant in het slot van zijn Werkje: ‘Gij hebt, Mijnheer! nu al uwe gal tegen mij uitgebraakt, en het van u kunnen verkrijgen mij, uwen Broeder, Geloofs-, ja Ambtgenoot, van