blijft hij zichzelven, in de wijze van vertalen en uitleggen, gelijk. Behalve vele aanteekeningen, tot opheldering der vertaling en verklaring van den bedoelden zin, ontmoet men ook hier, ginds en elders, vooral bij den Brief aan de Philippenzen, uitweidingen, die men er niet altijd zou verwacht hebben; b.v. bij Phil. I:22. II:5. over de verhevene en standvastige godvrucht van Paulus; II:12. over de noodzakelijkheid, om bidden, pogen en werken met de inwachting der Goddelijke genade te doen gepaard gaan; II:15. over de voortreffelijkheid van den Godsdienst der Openbaring boven dien der Rede; III:14. over de noodzakelijkheid om te streven naar volkomenheid; IV:8. over de volledigheid van de Zedeleer van 't Evangelie. Zoo ook bij Hebr. I:3. hoe wij de verborgenheid van 't Zoonschap van Christus moeten behandelen; V:6. over den Godsdienst der Natuur, als, naar deszelfs oorspronkelijken aard, den waren Godsdienst der menschen, den Godsdienst van alle tijden en volken, ook van alle engelen, ja van alle schepselen, van de eeuwigheid zelve, en over den Joodschen en Christelijken Godsdienst, als uitbreiding en volmaking van denzelven.
Dat Paulus de Schrijver is van den Brief aan de Hebreën, wordt door den Heer de perponcher, als ontwijfelbaar, voorondersteld, zonder iets tot bewijs daarvoor bij te brengen. Dit geschrift is, zijns oordeels, geen Brief, maar Verhandeling over een toen met de Joden in geschil zijnde hoofdpunt, betreffende de afschaffing der Mozaische Ceremoniewet, en tevens eene Verdedigings-rede.
In een Naberigt meldt ons de Schrijver, dat hij nu, zijne Verklaring van de Brieven van Paulus volbragt hebbende, de onderscheidene Stukjes, onder algemeene Titels, tot één Werk, in drie Deelen, heeft vereenigd, waarvan 't Eersten Deels 1ste Stukje den Brief aan de Rom. zal bevatten, 't 2de de Brieven aan de Gal. Thess. en Titus; 't Tweeden Deels 1ste Stukje den 1sten Brief aan de Cor., 't 2de den 2den aan de Cor.; 't Derden Deels 1ste Stukje den 1sten aan Tim. en de Br. aan de Eph. Coloss. en Philem., 't 2de den inhoud van dit laatste boekdeeltje.
Wij wenschen den voortreffelijken man geluk met zoo veel afgedaan werk, dat, blijkens eene bijgevoegde lijst van nog te bekomene schriften van dezelfde hand, van