voering onzer in dit vak zoo bekwame Tooneelisten, op onzen Schouwburg ten hoogste bevallen hebben. - Niet vergenoegd, echter, met den eindelijken afloop dier gevallen, zoo als derzelver Verdichter die bepaald had, zijn sommige Vernuften, ook in ons Land, nog daarenboven werkzaam geweest, om de gewone vraag der nieuwsgierigen: wat gebeurde er toen al verder? almede te beantwoorden, door Vervolgen van Vervolgen dezer Stukken, gelijk met de Historie van Figaro, Eulalia Meinau, De Jagers enz. plaats gehad heeft, te vervaardigen, die echter altijd minder en minder dan de Stukken, waarvan zij aanhangsels moeten heeten, bevonden worden, en ook altijd, bij derzelver afzonderlijke vertooning, eene bekendschap met het eerste Stuk, waarop zij geheel rusten, in den aanschouwer onderstellen, zonder welke hij zich geen volledig begrip van de eerste beweegoorzaken der handelingen, zoo min als van de eigenlijke karakters der daarin voorkomende handelende personen, maken kan - hetwelk al die soort van Vervolgen als een natuurlijk gebrek aankleeft.
Ook dit Vervolg van den Militairen Stand is daarvan besmet. Het is, even als alle zijne broeders, slechts een Vervolgdeel van een Roman, waaraan men weinig heeft, zoo men het eerste of de vorige Deelen niet gelezen hebbe. Wij kunnen dus den arbeid des Heeren eberstein in dit vak niet dien lof geven, welken wij uit verscheiden trekken in dit Stuk vermoeden, dat hij eenmaal, zoo hij zich op geheel vrije onderwerpen gelieft toe te leggen, zou kunnen verdienen. Wij kunnen echter niet nalaten, den Schrijver onze meening betreffende het gebruik maken van het Hoogduitsch Joodsch patois in een Tooneelspel kenbaar te maken, ten einde hij zich, die goedkeurende, in het vervolg daarvan moge onthouden.
Alle de bijsieraden, welke men in eene Dramatische voorstelling, ter bevordering van eene meerdere bevalligheid voor den aanschouwer, aanbrengt, dienen uit de Natuur ontleend te zijn, en op de natuurlijkste wijze bewerkt te worden; immers de Drama onderscheidt zich juist daardoor van de oude Tragedie en Komedie, dat zij meer de getrouwe nabootsing der Natuur, dan de verdichte voorstellingen der Kunst ten doel heeft; zij vertoont de wereld en de menschen zoo als zij wezenlijk zijn en handelen, daar de kunst altijd meer eene ideale wereld en menschen voor oogen stelt. Een Jood nu, die zijne eigen gevormde taal, of mengelmoes van verscheiden talen, spreekt, is zeker wel een voorwerp uit de wezenlijk bestaande wereld, en als zoodanig wel een geschikt voorwerp ter nabootsing, maar zoo moeijelijk, zoo onmogelijk om naauwkeurig te copieeren, dat allen, die zulks ooit onderstaan hebben, er ongelukkig in geslaagd zijn, en zulke wanschepsels voor den dag gebragt hebben, als men in het gewone leven nergens aantreft. Hoe zeer nu dikwijls een bekwaam Tooneelspeler vele gebre-