Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReizen in China, inhoudende Beschrijvingen, enz. gemaakt en verzameld gedurende het verblijf in het Keizerlijk Paleis van Yuen-min yuen, en in eene daarop gevolgde Reis door het Land van Pekin tot Canton, enz. Door John Barrow, voorheen Geheim-Secretaris van den Grave Van Macartney. Uit het Engelsch. IIde Deel. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Bohn. In gr. 8vo.Anderwerf wilden wij ons niet schuldig maken aan hetzelfde verzuim omtrent hetzelfde WerkGa naar voetnoot(*), namelijk een te lang verwijl der Beoordeeling en Aankondiging; wij namen het daarom, terstond na de ontvangst, ter hand; te meer, daar, ondanks de allerwegen doorstralende Engelschgezindheid des Schrijvers, waaromtrent wij te meermalen gelegenheid vonden eene en andere aanmerking te maken, zijne Schriften zoo veel treffelijks bevatten, en zijne wijze van voordragt den bekwamen penvoerder allezins aanwijst. Ons, aangaande gemelde bijzonderheid, op onze Recensien, zoo van het vorig Deel dezes Werks, als van andere ver- | |
[pagina 464]
| |
taalde Schriften van den Heere barrow, beroepende, zetten wij ons, om niet in herhalingen te vervallen, tot de opgave van den voornamen inhoud dezes Tweeden Deels, waarin wij meer overnemenswaardigs vonden, dan ons bestek toelaat te plaatsen; niet twijfelende, of onze Lezers zullen zich opgewekt vinden, om zich een Werk aan te schaffen, 't geen de weetgierigheid omtrent het Chinesche Volk voldoen zal, ten opzigte van de hier behandelde bijzonderheden, oordeelkundig gerangschikt, schoon, onzes inziens, de aard der behandelde stoffen eene meerdere onderscheiding dan in drie Hoofdstukken voegelijk zou gevorderd hebben. Het Vde Hoofdstuk, het eerste dezes Boekdeels, behelst hoofdzakelijk: Manieren en vermaken van het Hof. - Hoe de Ambassadeurs er ontvangen worden. - Karakter en bijzondere Levenswijs van den Keizer. - Zijne Gesnedenen en Vrouwen. De stijfheid des Hoflevens in China vermeldende, verschaft het toeval hem gelegenheid tot een verhaal, hoe de Hovelingen die stijfheid wel eens afleggen. Te Canton ontmoetten de twee Geleiders des Engelschen Gezantschaps een van hunne oude kennissen, den Gouverneur van eene Stad in Fokien. Hij gaf hun een avondonthaal op de rivier in een prachtig jagt, waartoe barrow heimelijk genoodigd was. In de kajuit komende, vond hij de drie Heeren zitten, hebbende ieder een jong meisje bij zich, die zeer rijk gekleed waren, en die hare wangen, lippen en kin hoogrood, en het overige van het aangezigt met wit geblanket hadden. Hij werd door ieder van die Juffers verwelkomd met een kop heeten wijn, daar zij eerst van dronken om het hem toe te brengen. Gedurende den maaltijd, welke, zoo in getal van schotels als in verscheidenheid van spijzen, alles overtrof, wat hij tot hier toe in het land gezien had, speelden de meisjes op de fluit en zongen eenige deunen; doch er was niets innemends, noch in het een, noch in het ander. Zij bragten den avond zeer genoegelijk door, zonder eenige achterhouding; doch henen gaande, werd barrow door vam verzocht niets te laten blijken van 't geen hij gezien had, vreezende, gelijk hij veronderstelde, dat zijne medebroeders in rang hem zouden veroordeelen, wegens zijne onvoorzigtigheid in een barbaar toe te laten als een getuige zijner afwijking | |
[pagina 465]
| |
van goede zeden. Het jagt en de meisjes waren beide voor die gelegenheid gehuurd. Overeenkomstig met der Chinezen wetten tegen de overdaad, is er aan het verblijf des Keizers weinig uiterlijke vertooning of grootschheid te zien. - De dikwerf door barrow berispte vernederende plegtigheden, waaraan het Hollandsch Gezantschap zich onderworpen had, en deszelfs bestendig verblijf in de Hoofdstad, doet hem gebruik maken van een Dagverhaal, gehouden door een jong Heer in 't gevolg dezes Gezantschaps; dit noemt hij een handschrift, op welks naauwkeurigheid men staat kan maken: ook haalt hij het Dagverhaal van van braam aanGa naar voetnoot(*), doch alleen ter plaatse, waar een zeer vernederend onthaal op spijzen van 's Keizers tafel voorkomt, zonder te gewagen van de meerdere gunstbewijzen, het Hollandsche Gezantschap boven het Engelsche betoond. Die berigten des Hollandschen Gezantschaps, met Lord macartney's beschrijving van diens gehoor en der plegtigheden op 's Keizers geboortedag, hem door zijne Lordschap op eene verpligtende wijze toegestaan uit zijn Dagverhaal over te nemen, stelt hem in staat om des veel te vermelden, 't geen zich vermakend laat lezen. De groote Pantomime strekke ten voorbeeld. Lord macartney zag dit stuk, 't geen hij, van wege de goedkeuring, daaraan gegeven, voor eene uiterste poging van uitvinding en vernuft hield. Het scheen hem toe, eene vertooning te wezen van het Huwelijk tusschen den Oceaan en den Aardbodem: de laatste vertoonde deszelfs verschillende rijkdommen en voortbrengsels, als draken, olifanten, tijgers, arenden en struisvogels, alsmede eiken en boomen van allerlei soort. De Oceaan had echter ook wat in te brengen, en vertoonde op het tooneel zijnen rijkdom, in de gedaante van walvisschen, dolfijns, leviathans en andere zeemonsters, behalve schepen, rotsen, schelpen en koralen; hetwelk alles door verborgen spelers werd uitgevoerd, die deswegen niet weinig bewonderd werden. Na dat deze twee land- en zeeschepsels, in staatsie, elk afzonderlijk, een | |
[pagina 466]
| |
geruimen tijd het tooneel rond gewandeld hadden, voegden zij zich bij elkanderen tot een ligchaam, en toen op het voorste gedeelte van het tooneel nog eenige bewegingen gemaakt hebbende, scheidden zij zich ter regter en ter linker zijde, om een doorgang te geven aan den Walvisch, die de bevelhebbende officier scheen te wezen, en die, na zich vlak voor 's Keizers zitplaats gesteld te hebben, eenige tonnen waters uit deszelfs mond in den bak spoog, doch 't welk terstond door de openingen in den vloer wegliep. Dit uitspuwen werd ten hoogste toegejuichd, en twee of drie voorname lieden, welke naast mij zaten, stootten mij aan, opdat ik er toch bijzonder acht op zou geven, terwijl zij gelijktijdig verscheidene malen riepen: Hao kung hao! Fraai, mooi! - Wie weet, hoe, bij eene voortgaande TooneelverbasteringGa naar voetnoot(*) hier te lande, zulk eene vertooning zon zijn toegejuichd geworden! Barrow merkt op, dat het Tooneel, sedert den tijd dat China door de Tartaren is vermeesterd geworden, veranderd is. Hiervan geeft hij verslag, en vermeldt (onder andere koddige bijzonderheden) dat de eenheid van het bedrijf bij hen zoo wordt in acht genomen, dat er bij hen geene verandering van tooneel plaats heeft. Om de verbeelding te hulp te komen, is hunne manier van behandeling in de daad belagchelijk genoeg. Wanneer het vereischt wordt, dat een Generaal op eene verafgelegen onderneming moet gezonden worden, gaat hij op een stok rijden, gaat er een keer twee of drie mede over het tooneel, klapt met eene kleine zweep, en zingt een zang; als dit afgeloopen is, staat hij een weinig stil, en begint zijn stuk weder voort te zetten, wanneer men onderstelt dat de reis gedaan is. - Het gebrek aan de noodige behoeften voor het tooneel doet hen dikwijls personen voor zaken gebruiken. Indien, bij voorbeeld, eene bemuurde stad moet bestormd worden, gaat er een hoop soldaten achter het tooneel op elkander liggen, en dit vertoont dan den wal of muur, waarover de bestormende partij moet heenklouteren. - Het is niet ongewoon, dat een enkel tooneelstuk dikwijls alle de gebeurtenissen van eene geheele eeuw bevat, | |
[pagina 467]
| |
of somtijds wel van meer dan het dubbel van dien tijd. - Van de gruwzaamheden, ten tooneele gevoerd, geeft barrow staaltjes; voor de ontuchtigheden schuift hij een gordijn. Hij schrijft: ‘In 't kort, het grootst gedeelte van de vermakelijkheden der Chinezen is hedendaags zoo kinderachtig, zoo lomp en gemeen, dat de poetsemakers en poppenspelen, die men op eene gemeene boeren-kermis in Engeland ziet, er nog beschaafd, belangrijk en verstandig bij zijn. In postuurmaken, koorddansen, rijden en dergelijke oefeningen zijn zij oneindig minder dan de Europeanen; doch in de verscheidenheid van hunne vuurwerken overtreffen zij misschien de geheele wereld. In andere opzigten zijn de vermakelijkheden in de hoofdstad van China van zulk een lagen en nietsbeduidenden aard, dat zij geene overeenkomst hebben, noch met de gemaakte deftigheid van de regering, noch met de onderstelde beschaafdheid des volks.’ Dit Hoofdstuk wordt besloten met eene Karakterbeschrijving van den ouden, nu overleden. Keizer tchien lung en de Troonsopvolging. Het VIde Hoofdstuk loopt over Taal, Letterkunde en Fraaije Kunsten, Wetenschappen, Werktuigkunde en Geneeskunst. - Over de Taalkunde is hij breed, daartoe in staat gesteld door den daar in ervarenen Sir george staunton. - Voorts verklaart hij het Man-tcho Tartaarsche Karakter, welk, indien dit Huis nog eene eeuw langer op den troon blijft, naar alle waarschijnlijkheid, zijns bedunkens, de Chinesche Taal zal uit den weg schuiven, of ten minste de taal van het Hof worden. In beide de gevallen helderen de Taalkarakters dit onderwerp, 't geen voor geene overneming vatbaar is, op. Niet veel roems mogen de Chinezen op hunne Letterkunde dragen; en zal het Dichtstukje des Keizers op de Thee voor een der beste stalen verstrekken, dan zullen de overige zeer weinig te beduiden hebben. - De Zons- en Maansverduisteringen verwekken er de grootste neerslagtigheid en belagchelijkste gebaren, om den Draak van deze hemellichten te verwijderen. Hunne onbedrevenheid in de Starrekunde blijkt uit de onbekwaamheid om een Almanak te vervaardigen. De Rekenkunde verdient eenigen lof. De Scheidkunde is er niet als wetenschap bekend, schoon verscheidene takken in gemeen gebruik zijn. Buskruid is er vroeg bekend geweest; dan hun | |
[pagina 468]
| |
geschut en schietgeweer is jammerhartig. In het vervaardigen van Porselein, wat de stoffe aangaat, verdienen zij grooten lof, en munten uit in het snijden van Ivoor. Veelvuldig gebruik weten zij van de Bamboes te maken. Hun Papier heeft, ten aanzien van de grootte en dunheid, bijzonderheden. De oudheid hunner Drukkunst lijdt geen twijfel, doch dezelve is uit den aard hunner karakters zeer gebrekkig. Groot is der Chinezen verachting van de Kunstwerken der Vreemden; dan groot ook hunne onkunde in de ontdekkingen bij andere Volken. Wij konden ons van lagchen niet onthouden bij het lezen, dat onder de geschenken, uit Europa gebragt, ook al de toestel was voor eene Luchtpomp en verscheidene werktuigen, bestemd om proeven met de Electriciteit te doen. De Keizer, het oog daar op hebbende laten vallen, vroeg aan den Gesnedenen, die bij hem was, waartoe dezelve dienden. Deze, die dagelijks zijn werk maakte om het gebruik van verscheidene stukken dier geschenken te leeren, ten einde bij gelegenheid den uitleg daarvan aan zijnen Meester te kunnen geven, was niet in staat om zijne Keizerlijke Majesteit het gebruik daarvan te doen begrijpen. Ik denk, zeide de oude Monarch daarop, dat het geschikt is tot speelgoed voor sommige mijner grootste kinderen. - De staaltjes van der Chinezen Muzijk zijn niet uitlokkend. Der Chinezen Schilderkunst is zeer gebrekkig, bovenal wat het verschiet betreft, schoon hunne kleuren uitmunten. Op Beeldhouwkunde mogen zij niet roemen. Hunne Bouwkunde verdient geen lof; alleen steken zij uit in het maken van Bruggen met derzelver bogen. De groote Muur van China en het Kanaal worden met onderscheiding gedacht. Alle deze bijzonderheden en mindere ligt barrow op eene onderscheidende wijze toe, en 't geeft hem aanleiding tot deze algemeene opmerking: ‘Men zag duidelijk in de keuze, welke zij maakten van kostbare geschenken tot de wetenschappen betrekkelijk, dat men van hunne kundigheid en geleerdheid veel te hooge gedachten had. Zij hadden geene de minste achting voor hetgeen zij niet konden begrijpen, en stukken van kunst dienden alleen om hunne wangunst gaande te maken, of hunnen hoogmoed te kwetsen. Als er wederom een Gezantschap naar Pekin moet gezonden worden, zou ik | |
[pagina 469]
| |
het raden mede te nemen goud, zilver, staal, kinderspeelgoed en andere kleinigheden, benevens fijne lakens en casijmiren, en die de voorkeur te geven boven alle andere: want voor het tegenwoordige zijn zij volstrekt onbekwaam, om eenig stuk, hoe groot en fraai het ook wezen mag, betrekking hebbende tot kunsten en wetenschappen, naar waarde te schatten.’ - In het vak der Heel- en Geneeskunde zijn de Chinezen gansch ten achtere. De staaltjes hiervan zal men niet zonder lagchen kunnen lezen, en zoo min die spieren kunnen bedwingen, als die bij het te meldene geval buiten werking houden. ‘Het wordt voor eene schending der goede zeden gehouden, wanneer een man in 't gezelschap van vrouwen gezien wordt, en nog veel meer, wanneer hij de hand van eene dier schoonheden aanraakt. De Geneesheeren, niet gaarne hun loon verliezende, hebben daarop eene zonderlinge manier uitgedacht om den pols te voelen. Een zijden koord wordt vastgemaakt aan de hand van de lijderesse, hetzelve door een gat in den muur of het beschot in een ander vertrek gebragt, en aldaar den Doctor in handen gegeven, die dan met eene bespottelijke plegtigheid de oorzaak van de ziekte verklaart en de middelen tot genezing voorschrijft.’ Aan het Gouvernement - Wetten - Verhuringen van Landen en Belastingen - Inkomsten - Burgerlijke en Militaire Rangen en andere Inrigtingen, is het VIIde of laatste Hoofdstuk gewijd. - Zeer juist, schoon scherp, is barrow's aanmerking over den zoogenaamden Vaderlijken Regeringsvorm in dit Rijk; te weten, dat een stelsel van Regering, hetwelk zoo aannemelijk schijnt in de beschouwing, aan zoo vele misbruiken in de oefening onderhevig is, en dat die vaderlijke zorg en toegenegenheid in de Gouverneurs, en de kinderlijke pligt en eerbied van hunne onderhoorigen, veel eigenlijker bij de eerste zou kunnen genoemd worden tirannij, onderdrukking en onregtvaardigheid, en bij de andere vrees, bedrog en ongehoorzaamheid. - De vergelijking tusschen de Regering van China en Rusland is treffend. In China heeft geen erfelijke Adel plaats; de Drukpers is er vrij; de Wetten en Strafoefeningen verdienen veelvuldige opmerking. Barrow's aanmerkingen over den duur des Chineschen Rijks, en de oorzaken daarvan, zijn zeer toelich- | |
[pagina 470]
| |
tend. De Landbouw wordt er zoo zeer geacht en aangemoedigd, als de Koophandel veracht en gedrukt. De Belastingen tot onderschraging van het Gouvernement zijn ver van zwaar of drukkend voor den Onderdaan te wezen. Het geheele beloop van alle de schattingen, die ieder persoon moet betalen, zal, op zijn ruimst genomen, niet boven de vier Engelsche schellingen in een jaar bedragen. Dan tegen dit voordeel, zoo groot in 't oog der genen, die zich door zware belastingen gedrukt voelen, staan nadeelen over, die het niet verkieslijk maken. Met dit al zijn de Rijksinkomsten groot, en bestrijden zoo verre de uitgaven, dat, na aftrek van 't geen geheel het Burgerlijk en Militair bewind kost, er jaarlijks voor den Keizer overschiet 14,034,734 P. St. Groot zeker is der Chinezen krijgsmagt; dan wij stemmen met barrow in, wanneer hij, de opgave van vamta-gin, dat dezelve in vollen Vrede bestaat in achttienmaal honderd duizend man, waarvan er een millioen voetvolk en achtmaal honderd duizend ruiters zijn, medegedeeld hebbende, de vergrooting der Chinezen, bovenal in getallen, herinnert. De jongste berigten uit China zijn voor de tegenwoordige Regering der Tartaren van een kommerlijken aard. Barrow schrijft met regt: ‘Of dit alleroudste Rijk onder de menschen lang zal blijven in dien zelfden standvastigen staat, is een enkel raadsel; maar dit is zeker, dat de Chinezen ten uiterste misnoegd zijn, en niet zonder reden, over den meesterachtigen toon, dien de Tartaren openlijk aannemen; en schoon zij zich moeten buigen en onderwerpen, indien zij tot eenig aanzien willen geraken, haten zij hen eenparig met een volkomen haat. Vast gaat het, dat, wanneer de vaneenscheuring of slaking van dit werktuig zal plaats hebben door eenen opstand of omwenteling, zulks zijn zal ten koste van millioenen levens.’ |
|