Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijActa Instituti Clinici Caesareae Universitatis Vilnensis, Auctore Josepho Frank, &c. Annus primus 1808. Annus secundus 1809. Dat is: Handelingen van het Kliniesch Instituut der Keizerlijke Hoogeschole te Wilna, enz. In 's Hage, bij Immerzeel en Comp. In gr. 8vo.De hier aangekondigde Handelingen moeten als een nadruk beschouwd worden van die, welke oorspronkelijk te Leipzig in het afgeloopen jaar zijn uitgegeven. Dadelijk na derzelver uitgave kwamen zij Rec. in handen; gretig opende hij die, daar de naam van frank, den Vader zoo wel, als den Zoon, in de geschiedenis der geneeskundige omwenteling zulk een eclat gemaakt heeft; gelijk ieder, bij wien de zucht voor geneeskundige lectuur huisvest, bekend is. - Luisterrijk is de zegepraal, welke de Geneeskunde van vroegere dagen, op verstandige ondervinding gegrond, behaalt, daar zij een' der ijverigste voorstanders van de theorie van brown het, der eigenliefde zoo moeijelijk af te dwingen, peccavi hoort uitspreken. Deze verzeke- | |
[pagina 461]
| |
ring, van in vele opzigten gedwaald te hebben, wordt openlijk in de Inleiding dezer Handelingen gegeven; en al ware dus deze inleiding, zonder eenige verdere bijvoeging, op zich zelve alleen uitgegeven, dan zou zij echter eene hoogst belangrijke bijdrage tot de geneeskundige geschiedenis, en een echten proefsteen van de zoo vaak miskende verdiensten der eerste beoefenaren der Geneeskunde, opgeleverd hebben. De Man, van wiens verkleefdheid aan het nieuw geworden Stelsel van brown zijn, voor weinige jaren te Weenen uitgegeven, Werk, onder den titel: Ratio Instituti Clinici Ticinensis, voor hetwelk de zoo fraaije Voorrede van zijnen Vader gevonden wordt, de duidelijkste sporen draagt, erkent thans openhartig, dat hij in dien leeftijd, waarin eene hevig werkende verbeeldingskracht de rede onder haar gebied onderwerpt, eenigermate van den regten weg afgedwaald is; dat hij, ofschoon de leer van brown vele nuttige voorschriften bevat, (en wie zal dit niet erkennen?) aan dezelve echter te veel toegeschreven, en daarin bijzonder gedwaald heeft, alsof de geneeskundige wetenschap binnen zekere stelselmatige grenzen gehouden en uitgeoefend kon worden; - hij keert met geestdrift tot dien weg terug, welke door hippocrates, sydenham, baglivius en anderen gebaand is, vol overtuiging de lezing, de herhaalde lezing hunner geschriften allen aanbevelende, die zich op de echte Geneeskunde willen toeleggen. Gewigtige raad! Leent toch aan denzelven uwe aandacht, te onberadene voorvechters voor eene theorie, waarvan God weet hoe velen de ongelukkige slagtoffers zijn geworden! prent dien raad diep in uwe ziel: want het is een teruggekeerd ijverig voorstander, die u denzelven op het ernstigst geeft. Na zijne eerste algemeene aanmerkingen, deelt de kundige Schrijver het berigt mede van de inrigting van het Instituut van Wilna zelf, waarin allerwegen op het naauwkeurigst voor den zieken gezorgd wordt; terwijl men aldaar, ter wegneming der besmetting en van het bederf der lucht, de bekende zure berookingen van guyton morveau en smith aanwendt: de zindelijkheid wordt daar op het zorgvuldigst in acht genomen, enz. Eene beschouwing van het klimaat van Wilna, en van dat der omliggende streken, benevens de opgave van die kwalen, welke aldaar het meest gevonden | |
[pagina 462]
| |
worden, zonder dat er eene eigenlijke endemische (landziekte) heerschende is, besluit deze inleiding, waarop nu de mededeeling der waarnemingen zelve volgt. Zij bevatten in het eerste Stukje 27, en in het tweede 19 hoofdstukken, welke alle uit onderscheidene ziektegevallen bestaan; deelende de Schrijver meestal zijne aanmerkingen en gedachten mede, aangaande den aard, de oorzaken der ziekte zelve, en hare doelmatige genezing, welke dan nu ook in meer dan één opzigt verschillen van die, welke de Schrijver eldersGa naar voetnoot(*), als ijverig voorstander van de leere van brown, koesterde. Zoo verklaarde hij te voren, dat de febres gastricae door te groote hoeveelheid van bedorven, zelfs van gezond voedsel, maar dat de krachten der maag en ingewanden te boven ging, ontstonden, en dat hij uit eigene overtuiging gedrongen was, het gevoelen te omhelzen van diegenen, welke de oorspronkelijke ziekten, uit buikvervuiling ontstaande, (morbi gastrici, saburrales), slechts weinige gevallen uitgezonderd, geheel ontkenden; - terwijl hij nu in deze zijne Handelingen, bladz. 60 en 61 van het eerste Stukje, schrijft, dat niets van de waarheid meer verwijderd is, dan het denkbeeld, alsof de genoemde ziekten alleen uit onmatigheid of door nadeelige spijzen haren oorsprong zouden hebben. Niet zelden, zegt hij wijders, kan eene ziekelijke afscheiding in de chijlmakende ingewanden de maag en darmen zoodanig met stoffen, zoo wel in hoeveelheid als hoedanigheid nadeelig, ophoopen, dat de oorspronkelijke ziekte, welke voorzeker oorzaak tot deze ziekelijke afscheiding geeft, daardoor toeneemt, en de ontlastende middelen allernoodigst vereischt worden. - Op zulke en dergelijke wijzen vinden wij in de verschillende ziekte-historien aanmerkingen verspreid, die ons den, uit liefde tot de waarheid, van eene vroegere theorie terug gekomen, verstandigen Man doen onderscheiden. Hier ziet men hem de eenzijdige Browniaansche verdeeling der ziekten in sthenische en asthenische verwerpen, ginds het ontoereikende der verhandeling van horn over de longöntsteking aantoonen, en integendeel de lezing der geneeswijze van baglivius ten sterkste aanbevelen, dáár eenen door beroerte overvallen lijder door aderlating en eene | |
[pagina 463]
| |
antiphlogistische geneeswijze genezen, wiens toestand een' te onvoorzigtigen Browniaan zou misleid, en tot eene tegenovergestelde geneeswijze genoopt hebben; verklarende de Schrijver rondborstig, Gode te danken, dat hij nu, en niet in die dagen, toen hij een aanklever der Browniaansche stellingen was, dezen zieken ter behandeling had gekregen, daar deze alsdan onder zijne geneeswijze de eeuwigheid zou zijn ingegaan! Gelukkig dus, dat deze belangrijke Handelingen ons al weder van de waarheid overtuigen, dat geen middel zekerder gaat, dan de kunst, om, op eene beredeneerde wijze, aan het ziekbed, op de uitspraken van de hoogste regtbank, die der ondervinding, aandachtig het oog te vestigen, en alzoo voor de Geneeskunde de uitgave van naauwkeurige en aan het ziekbed opgezamelde waarnemingen, waartoe ook die van het Instituut van Wilna behooren, hoogstbelangrijk blijft! |
|