verband te brengen, waartoe deze Stukken hier en daar inderdaad zeer geschikt zijn en vele stoffe opleveren, geeft ons de Heer van hasselt hier die Stukken achter elkanderen, zonder eenige opheldering of aaneenschakeling, zoo dat wij b.v. bl. 441-448. wel zien, hoe het Huis Rozendaal door karel, Hertog van Gelder, in 1536 aan willem van scherpenzeel, bij ruiling voor het Huis Kaldenhaeve, in vollen eigendom voor hem en zijne erven is afgestaan, doch niet, hoe het in 1646. het eigendom van robert van arnhem hebbe kunnen zijn, gelijk wij het bl. 472. vinden. In 1694. was het in handen van johan van arnhem, volgens bl. 479. en in 1751 was l.a. torck Heer van hetzelve, volgens bl. 512. wiens geslacht nog in het bezit van hetzelve is. Zijn dan de geslachten van van scherpenzeel, van arnhem en torck verwant? Of heeft er koop plaats gehad? Wij vinden niets, dat dit opheldert. Alleenlijk komt ons bl. 475. l. torck, Drost van Wageningen, voor, als in 1650 Momber der kinderen van robert van arnhem. Dit maakt wel eene naauwe betrekking tusschen beide de geslachten waarschijnlijk, doch bewijst niets.
Wij kunnen niet ontveinzen, dat de Heer van hasselt met zulke werkzaamheden ons voorkomt, niet veel meer te zijn voor de beoefening der Geschiedenis, dan een opperman voor het metselwerk. Indien de bouwstof, hier aangebragt, behoorlijk verwerkt ware, dan zou er een tamelijk goed gebouw uit hebben kunnen ontstaan, ten dadelijken gebruike geschikt voor ieder, die zulks begeerde; nu integendeel moet ieder, die er gebruik van maken wil, zich eerst den lastigen arbeid getroosten, van er ten minste voor zichzelven eene but uit zaam te stellen.