noeg in Karikatuurplaten en Beschrijving voorgesteld. Eenig berigt der vermaken van de middelklasse van burgers in vroeger tijd zendt de Schrijver vooraf. Dan, hetgeen vooral onze aandacht nu trok, en ons bijzonder beviel, is de Verhandeling, die wij, onder den titel van Gedachten over uitspanning, uitvlugt, vermaak en verlustiging, als eene Inleiding tot geheel het Werk mogen aanmerken. De neiging daartoe, en hoe eigenlijk vermaak en verlustiging op de natuurlijkste wijze wordt daargesteld, speurt de Schrijver in de daad menschkundig, en met een behoorlijk oog op de onderscheidene tijdperken onzes levens, na. Ceres, Bacchus en Venus, elk hier intusschen van zijne goede zijde, moeten zamengaan, bij het vermaak of de verlustiging van den volwassenen. De redenen, waarom dit Drietal vreugde geeft, worden door hem opgegeven, en voorts de invloed van het Klimaat en den Grond op de uitspanningen en vermaken der Volken. Eindelijk stipt hij de bijzondere redenen aan, welke in ons Holland de vrolijkheid stuiten, en de vermaken en uitspanningen verdooven, - zorg en onderscheiden standen. Een Hollander is Koopman; winzucht in welvarende, en angst en zorg in tegenspoedige tijden zweven altijd als zwarte nevelen door de hersenen (van de kooplieden,) en bedwelmen en licht en pracht, en de schoone voorwerpen, die hen omringen, en drukken zelfs de opstijgende verheugende geesten des wijns ten onder. - Voorts zegt hij: Er zijn eigenlijk vijf klassen of onderscheidene
standen in ons Vaderland. 1o. De aanzienlijke lieden; deze kunnen zelden hartelijk, gul, of landelijk vrolijk zijn, wijl de etiquette hen gedurig in dwang houdt. 2o. Geleerden; deze hebben nog al de minste zorgen, item, zoo zij rijk zijn! onder hen zoude gul vermaak en uitspanning plaats kunnen hebben, en heeft ook plaats, zoodra de wijn hun doet vergeten dat zij geleerden zijn. 3o. Kooplieden van den tweeden rang, namelijk geen aanzienlijke, maar vermogende, volgen de aanzienlijke in alles na, hebben dus ook hunne etiquettes en manieren, die de gulle vreugde tegen zijn, enz. 4o. De burgerkooplieden, winkeliers en lieden, die een kleinen handel drijven, wier kippenhokjes magazijnen en wier werkzolders onder de pannen fabrijken zijn, enz. met alle de lieden, die van hun bestaan, enz. Deze lieden worden door de omstandigheden des tijds thans te zeer gedrukt, om gulle, waarlijk opgeruimde vreugde uit eenen ruimen boezem te doen blijken. 5o. De laagste klasse van burgers hebben eigenlijk de meest wezenlijke vermaken, wijl hun lot niet veel verslimmeren kan; doch zij zoeken veelal hunne uitspanningen in zulke plaatsen, waar de zedigheid ons verbiedt hen te volgen.
Deze algemeene stellingen intusschen lijden toch, dit vertrouwen wij stemt de Schrijver ons toe, vrij wat uitzondering, en wij veriangen de verdere aanwijzing, hoe zich dan over 't