Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLotgevallen en Ontmoetingen op eene mislukte Reize naar de Kaap de Goede Hoop, in 1804 tot 1806, in Brieven aan een' Vriend, door H. Potter. Met Platen. IIde Deel. Te Haarlem, bij A. Loosjes Pz. In gr. 8vo.Genoegzaam hebben wij aangeduid, wat gelegenheid gaf tot deze Reize, en waarin dezelve zich voornamelijk van andere Zeetogten onderscheidt, bij de vermelding des Eersten DeelsGa naar voetnoot(*). Hetzelve sloot met de toezegging van eene nadere Beschrijving des Eilands St. Helena, zoo vaak in Reisverhalen vermeld, doch weinig naar eisch beschrevenGa naar voetnoot(†). Van den XIV tot den XIX Brief dezes Deels ingesloten, worden wij op eene niet ongevallige wijze bezig gehouden met de Beschrijving dezes bezochten en doorkruisten Eilands. Wij willen het een en ander merkwaardigs opteekenen. Vermeld hebbende, dat de Kerk, op een ruim plein staande, van binnen zoo wel als van buiten, een net en fraai gebouw is, nog nieuw en van een vrij hoogen schoonen toren voorzien, in welken een klok en uurwerk is, merkt hij op, dat alles | |
[pagina 284]
| |
juist het tegenovergestelde was van 't geen Kapitein cook hier zag, die, uit de baai, op eene oude, bouwvallige, met stroo gedekte Kerk, en sommige akelige vervallen hutten, met aandoeningen van medelijden nederzag, en vervolgt: ‘Men heeft geene redenen om te gelooven, dat cook geene waarheid zal gesproken, of de zaak, waarvan hij sprak, vergroot hebben, daar het eene Kolonie van zijne eigene Natie betrof: dus zijn derhalve de zaken hier verbazend ten beste van het Eiland veranderd. Ook is niet alleen de Kerk, maar ook alle andere openbare Gebouwen zijn in den best mogelijken toestand; het scherpstziend oog zou in dit opzigt niets ontdekken kunnen, dat anders en beter zou behooren te zijn dan het werkelijk is. De twee laatste Landvoogden staan in een zeer grooten roem bij de Inwoners des Eilands, als mannen, die, aan hunne bestemming getrouw, alles gedaan hebben, wat in hun vermogen was, om den in- en uitwendigen toestand der Kolonie en Kolonisten te verbeteren: de laatste en tegenwoordige geeft daarvan nog de uitstekendste bewijzen.’ In den loop van het bezoek des Eilands ontmoeten wij deswegen vele proeven. Thans vindt men, om dit ten voorbeelde aan te stippen, nieuwe Compagniestuinen aangelegd op eertijds afzigtige plaatsen, die, bij een fraai gezigt, overvloed van verfrisschingen opleveren. Een plek gronds, voorheen de verzamelplaats van alle de vuiligheden der Stad, levert tegenwoordig eene aangenaam beschaduwde wandelplaats op. ‘Die plek gronds,’ schrijft potter met verrukking, ‘wordt nu ook veel bezocht, zoo door de inwoners der plaats, als door de zieken en zwakken van het hospitaal, dat in derzelver nabijheid gelegen is. Welk een onderscheid dus, mijn Vriend! een Hospitaal, voorheen bij een' vuilen, stinkenden en de lucht verpestenden mesthoop, nu bij een wellustig en met de aangenaamste geuren vervuld paradijs. Daar voorheen de zieken dezer plaats zich niet verder dan tusschen eenige muren konden bewegen, als te zwak zijnde om de bergen en heuvelen op te klimmen, kunnen zij thans, op eene ruimer vlakte, onder het heerlijk groen der boomen wandelen, waar elk windje leven en gezondheid blaast, waarvan zij weldra, ja soms in een ongeloofelijk korten tijd, de heilzaamste gevolgen, en veelal eene | |
[pagina 285]
| |
spoedige volkomene genezing ondervinden en verkrijgen. Zoo veel kan een verstandig mensch doen ten beste zijner medemenschen!’ - Op dit Eiland is de slavernij afgeschaft. De kleine proeve, gemerkt het aantal van zeshonderd Zwarten, werd met veel omzigtigheids genomen en gelukkig volvoerd. In de beschrijving van dit Eiland zelve ontmoet men vele treffende bijzonderheden; bovenal roemt hij de gezondheid der luchtstreke: ‘men ziet,’ dus drukt hij zich uit, ‘hier den bloei der gezondheid op de wangen; en hoogbejaarden, althans zulken, die zeventig en tachtig jaren tellen, nog dagelijks, en wel te voet, de hooge binnenlandsche bergen op- en afstijgen, om vruchten, groenten en andere levensnoodwendigheden naar de Stad te brengen. - Niet alleen bereiken de bewoners van dit Eiland, vooral die hier geboren zijn, eenen hoogen ouderdom, maar, dat meer is, dien ouderdom, zonder, in den loop hunner jaren, met eenige ziekten of ongemakken, die zoo gewoon en algemeen zijn in de veranderlijke luchtstreken, bekend te zijn geworden. Zwakken en zieken uit de Indiën, of waar ook van daan komende, herstellen hier tot gezondheid in een ongeloofelijk korten tijd. - Als eene ververschingsplaats, maakt deze gezonde en zoo heilzame luchtsgesteldheid dit Eiland van het uiterste aanbelang voor de Engelsche Oostindische Compagnie. Behalve de voordeelen van heerlijk water en gezonde lucht, loopen de matrozen hier geen gevaar voor eenig ongemak, het zij zij aan den oever blijven liggen slapen, het zij zij zich op eene andere wijze aan de nachtlucht blootstellen - de schepen hebben geen gevaar voor stormen of orkanen. Er zijn inderdaad weinige plaatsen, die, met zoo weinige ongemakken, zoo vele voordeelen en genoegens opleveren, dan [als] dit rotsig en op het eerste aanzien zoo weinig goeds en aangenaams belovend Eiland.’ - Breeder nog weidt hierover onze Reiziger uit. Met verwondering vinden wij hier opgeteekend, dat de Kinderziekte, die zoo vreesselijke plaag in meest alle landen der wereld, nooit tot dit Eiland is doorgedrongen. Ook is er de hondsdolheid onbekend. Vervolgens kan men potter vergezellen, daar hij, na de hooge bergtoppen beklommen, en akelige opeengestapelde rotsen gezien te hebben, in eene vallei afdaalt; hij drukt zijne gewaarwordingen dus uit: ‘Ver- | |
[pagina 286]
| |
beeld u, mijn Vriend! mijne verbaasdheid, toen ik, na het gezigt van niets dan kale en onvruchtbare rotsen, in een oogenblik en als door tooverij de heerlijkste, de schoonste en vruchtbaarste vallei, die de natuur kan scheppen en de kunst verlevendigen, beneden mij voor mijn gezigt uitgebreid zag liggen: welk eene verrassing, ja waarlijk onbeschrijflijk! Na een weinig van den betooverenden indruk, dien het geheel van dit schoone tooneel, in een onverwacht oogenblik, op mij maakte, bekomen te zijn, en mijne zinnen nu meer geregeld kunnende laten werken, zette ik mij op een stuk steenrots neder, om eenige oogenblikken van het vermoeijend klimmen uit te rusten, en de bijzondere gedeelten van dit overheerlijk geheel op mijn gemak te kunnen beschouwen. - Nooit aanschouwden mijne oogen zulk eene verrukkende vertooning: was ik onlangs getroffen door het zien der schoone nieuw aangelegde tuinen van Sint James, nu was ik geheel verbaasd en geheel opgetogen over de onbegrijpelijk schoone romaneske tafereelen der natuur; ik stond verstomd op het zien van het verbazend onderscheid, dat de buitenste dorre en de binnenste vruchtbare deelen van dit wondervolle Eiland aan het oog vertoonen. - Rotsen en bergen van ongelijke hoogte, met eene soort van wilde altijd groenende laurier beplant, vertoonen digte uitgebreide bosschen; hier en daar op gepaste afstanden groepen van kleine nooit bladerlooze boschjes van oranjeboomen, tusschen welke een helder beekje, eene wellustige koelheid in den omtrek verspreidende, liefelijk henen kronkelt; eene welgeschikte mengeling van fraai aangelegde tuinen en perken van op zichzelven staande pisang, banaan, appel, peren, vijgen en andere vruchtboomen, tusschen welken de sierlijke palmboom met majesteit zijnen hoogen top verheft; fraaije en zeer net gebouwde huizen, welgestelde en schoone kudden, groot en klein, voor in het rijke dal grazende. Alle deze schoonheden ontmoetten mijn oog in dezen betooverenden oord, waaraan een milde regen, in de voorgaande dagen gevallen, niet weinig tot opluistering had toegebragt. De natuur was als in een nieuw gewaad gekleed en verscheen thans op het prachtigs: in dezen tempel, dien een orchest van vogelen met het aangenaamst en liefelijkst concert vervrolijkte.’ | |
[pagina 287]
| |
Wat de Kunst bij deze Natuurtooneelen gevoegd hebbe, kan men lezen, zoo in de beschrijving van het Lusthuis des Gouverneurs, als in die van het Buitenverblijf des Heeren wrangham, welks Asbeelding dit Deel opsiert. De ontmoetingen en bejegeningen op die Lustplaatsen strookten volmaakt met het schoone, 't welk zij aanboden. Treffend gul was het onthaal, hem ten Landhuize van Mr. doreton aangeboden bij zijn nachtverblijf aldaar. Het treffende, 't geen hem op zijne terugwandeling langs eenen anderen weg ontmoette, wordt met veel gevoels beschreven. 's Avonds ging hij in den Schouwburg. Alles wordt er aangewend, om het verblijf den Vreemdelingen aangenaam te maken. De Vrijmetselaars hebben er eene schoone Loge. Groot is het onderscheid op dit Eiland in gewone tijden, en in den tijd van de aankomst der Oostindische Schepen. Levendig wordt dit alles beschreven. Den grootsten tijd brengen de Inwoners van eenig vermogen op het Land door, en de Stad is als verlaten; dan bij gemelde komst der Oostindische Schepen vliegt elk van het land naar de stad: dit is een Kermisfeest voor het Eiland, en het ontbreekt aan geen gul onthaal; de St. James vallei is dan de vallei van lustige vrolijkheid en uitgezochte vermakelijkheden. De Stad is wel voorzien van winkels; men vindt er verscheidene, die groot en prachtig zijn, en in welke men even zoo min naar de kostbaarheden van China en de Indiën, als naar allerhande soorten van Europische goederen en waren, vergeefs behoeft te vragen. Dan alles van dien aard wordt ten ontzettenden prijze betaald; potter had er ondervinding van, en hij geeft de reden van die hooge prijzen op. Onverwacht moest onze Reiziger dit Eiland verlaten en de Zeereis weder aanvangen. Hij zegt het vol aandoenings vaarwel! Van het Eiland Ascension, schoon door hem niet aangedaan, geeft hij berigt, door een uittreksel van forster mede te deelen. De voortgezette Reis geeft, in de volgende Brieven, potter veelvuldige gelegenheid, zoo tot Zeebeschouwingen, als om het scheepsleven der Engelschen, waarbij hij zich aan boord bevond, te beschrijven. In Convooi zeilende, ging alles langzamer toe, dan anders de reis zoude gevorderd hebben. Geen tijd, | |
[pagina 288]
| |
echter, was er op het overvloed-biedend St. Helena geweest om dien op te doen. Het verhaast vertrek maakte, dat zij niet alleen met ouden scheepsvoorraad zich moesten behelpen, maar daaraan, en bovenal aan water, nu en dan gebrek hadden. Vervelende stilte werd door stormen afgewisseld. Bij dat alles kwam een gevecht, waarin het begeleidend Oorlogschip door de Franschen genomen werd; zij ontzeilden het; doch die gebeurtenis maakte potter ooggetuige van een scheepsgevecht. Het schip, 't geen hem voerde, dreigde er naderhand in te zullen geraken, en maakte zich ten strijd gereed; doch de gevreesde vijand bleek een Engelsch waarschuwend schip te zijn. Na alle deze Reisontmoetingen van een onaangenamen aard, die den Reiziger stoffe tot velerlei stichtelijke bedenkingen aan de hand geven, ontdekten zij de Engelsche kust, en landden in Causend-bay. Ophoudingen aan scheepsboord waren hoogst vervelend, hoe aangenaam ook de kortstondige verfrisschingen, van 't land gekregen. De blijdschap daarover wordt deerlijk op nieuw bewolkt, daar de Engelsche scheepslieden die Baai weder verlieten, en het schip, van het noodige, inzonderheid van water, onvoorzien, door een geweldigen storm beloopen werd. Potter's pen beschrijft, wat bij hem te dier gelegenheid omging. Genoodzaakt weder terug te keeren, kwamen zij met veel gevaars in Plymouth-sound ten anker, waar hij gelegenheid zocht en vond om aan land te komen, daar de Prijsmeester van boord was. Wat hem verder in Engeland ontmoette, zal het volgend Deel ons vermelden, en wij onzen Lezeren verslag doen van het verder wedervaren onzes Landgenoots op deze zonderlinge Reize. |
|