door chenier, ducis en meer anderen vervaardigd, verre verheven achten boven de Tooneelspelen van kotzebue, iffland, ziegler en anderen, zijn wij er echter even verre af, de laatstgenoemden onder de prulschriften te rangschikken. Wij erkennen, integendeel, dat dezelve, wanneer zij, der natuur zoo veel mogelijk getrouw blijvende, ons treffende voorvallen en belang inboezemende personaadjen, op de waarschijnlijkste wijze, voorstellen, zeer vele verdiensten kunnen bezitten. Beneden het hooge Treurspel geplaatst, is het Drama of Tooneelspel ook niet aan deszelfs regelen verbonden. Treft men echter in dezelven, in eene behoorlijke volgorde, inleiding, inwikkeling en ontknooping aan; bemerkt men, dat de ingelaschte episoden aan deze hoofdregels onderworpen zijn, en voornamelijk strekken, om de aandacht levendig te houden, de hoofdkarakters te beter te doen uitkomen, en de fabel op eene ongezochte wijze te ontwikkelen, dan onderscheiden zij zich zeer voordeelig boven dat legio van, zoo wel uit het Fransch als Hoogduitsch vertaalde, Tooneel- en Blijspelen, Melodrames en Opera's, welke niet behoorden gedrukt te worden. Een weinig gedrongenheid van voorstelling, door belangrijke tooneelen vergoed, zien wij in bovengenoemde Tooneelstakken te ligter over het hoofd, daar wij dezelve altijd als voortbrengselen van geringere vernusten, dan die, welke ons Fedra's Zaires en Fenelons geleverd hebben, blijven beschouwen. Uit dit oogpunt het eerste der door ons aangekondigde Tooneelspelen beoordeelende, vinden wij, dat het boven vele van denzelfden slempel de voorkeur verdient. Hetzelve is getrokken uit eenen uit het Hoogduitsch vertaalden Roman, De Lazaronen ten titel voerende. De ingevlochten episoden voldoen aan het oogmerk, door de aandecht gedurig af te wisselen, de illusie te versterken, en tot de ontwikkeling der hoofddaad zeer veel bij te dragen. De in
hetzelve voorkomende toevalligheden blijven altijd binnen de grenzen der waarschijnlijkheid, en wij twijfelen niet, of den aanschouwer zal de vertooning van den Graaf Orzano niet minder bevallen, dan ons, over het geheel, deszelfs lezing behaagd heeft. Met dit alles kunnen wij in hetzelve zoo vele verdiensten niet vinden, als deszelfs nadruk in het minste zouden regtvaardigen. Als zoodanig evenwel moeten wij het tweede hier boven aangekondigde Tooneelstuk beschouwen, dat, uitgenomen de Voorrede en eene dichtmatige Opdragt, als 't ware op den voet, ja somtijds bijna woordelijk, het eerste heeft gevolgd. De Heer vorking duide het ons niet ten kwade, dat wij van gevoelen zijn, dat hij het dringend verzoek zijner Vrienden, om voor den nadruk van eens anders werk zijn naam te plaatsen, had behooren te weigeren. Wij zijn het in 't geheel niet met hem eens, hetgeen hij in zijne Voorrede wil beweren, dat de bewerking der beide Tooneelspelen zoo veel verschilt. Uit dezelfde verdichte geschiedenis getrokken, moesten beiden ook