gen, of ook tot onderrigt van minkundigen in het gewone leven. Ook heeft die, welke alhier voorkomt, over het geheel genomen, eene goede rigting. Alleenlijk vinden wij niets nieuws in de form, waardoor zij eenige aanbeveling verdient boven die Tafel, welke, zoo wij ons niet vergissen, voor weinige jaren, bij den Boekhandelaar M. Schalekamp te Amsterdam is uitgegeven. In tegendeel was de laatstgenoemde nog verrijkt met voorbeelden van zamenstelling, waarin het gebruik der Naam- en Werkwoorden, met de kleinere Rededeelen, werd aangewezen; welke aanwijzing in deze Tafel ontbreekt. Nog zijn enkele benamingen (zoo als Nominativus enz.) onvertaald gebleven, en de zamenvoeging der Werkwoorden met onscheidbare Voorzetselen is duister voorgedragen. Dus b.v. ‘ver versterkt 1o. den zin: veranderen; 2o. duidt eene verandering of herdoening: verbouwen; 3o. heeft eene beteekenis ten goede: verbidden.’ Welke regelmaat zal hier gelden? Ligt hierin eenige dadelijke verklaring? Kan dan het werkwoord veranderen immer dienen ter versterkinge der beteekenis, wanneer het veranderde voorwerp benadeeld wordt? Waarom niet liever deze soort van Voorzetselen, gelijk mede die van voor, (voorkomen, voorwenden enz.) van welke laatste, echter, in deze Tafel niet gesproken wordt, tot éénen grond terug gevoerd? Eindelijk het woord Tabelle zelf op den titel gevalt ons niet, omdat wij het bekende woord Tafel, in dezen zin, allezins voegzaam kunnen bezigen, zonder dat alhier
onduitschheid noodig zij.