Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1809
(1809)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKleine Schriften, meestal strekkende ter uitlegging van de H. Schrift; bijeenverzameld en uitgegeven door W.G. Reddingius, Predikant te Dronrijp. IIIde Bundel. Te Groningen, bij W. Zuidema. 1808. In gr. 8vo. 134 Bl.Van den aanleg en het doel der uitgave dezer Kleine Schriften te voren verslag gedaan hebbendeGa naar voetnoot(*), zal 't genoeg zijn onze Lezers den inhoud van dit derde Stuk, waarmede nu 't eerste Deel wordt gesloten, mede te deelen. Het bevat tien Stukjes, en eenig Mengelwerk. I. Korte Verhandeling over den verleider en de verleiding onzer eerste voorouderen, door j.c. metzlar, Pred. te | |
[pagina 219]
| |
Harlingen. De Steller voegt zich bij die Uitleggers, welke meenen, dat er bij den val onzer voorouders geen slang is tegenwoordig geweest, maar de benaming van slang, in 't oude verhaal, eene verbloemde benaming is van den Zatan, [waarom niet Satan?] Alle bijgebragte redenen steunen op de vooronderstelling, dat ook de Duivel in 't spel geweest is, en gelden, bijaldien zij iets afdoen, alleen tegen hun, die zich te gelijk de slang voorstellen, als 't werktuig, waarvan zich de Duivel zou bediend hebben, om de eerste menschen te verleiden. Met andere, in de laatste jaren in omloop gebragte, gevoelens schijnt de Harlingsche Predikant geheel onbekend te zijn. En, even alsof er nimmer getwijfeld ware aan de eerste vooronderstelling, treedt dan de Schrijver verder, op zijne wijze, in 't onderzoek van deze vraag: Hoe heeft toch de Zatan het proefgebod, van God den mensch voorgeschreven, geweten? Hij wist dit, zegt Do. metzlar, zonder eene bijzondere bekendmaking van God, door zijne eigenaardige en natuurlijke wetenschap! Hierop volgt dan soortgelijke oplossing van zwarigheden, die men wel eens tegen de Goddelijke toelating van den zondenval heeft gemaakt, en eindelijk nog zoogenaamde nuttige aanmerkingen, in den trant eener ouderwetsche toepassing. Wij verwonderen ons, dat de kundige Verzamelaar aan zoodanig geschrijf plaats geeft in dezen Bundel. II. Uitlegging van Openb. III: 20 in een Ontwerp eener Leerrede door a. adriani, Pred. te Dokkum. Dit stukje is ons veel beter, dan 't voorgaande, bevallen. Evenwel twijfelen wij zeer, of de Schrijver het beeld in den tekst, en de daarmede bedoelde voorstellingen, wel regt gevat heeft. Wij wijzen naar den Commentarius van eichhorn. III. Verklaring van Matth. VII:13, 14 in dergelijk Ontwerp, door denzelfden Schrijver. Er wordt toegestaan, dat in de woorden van Jezus niet op alle tijden gezien wordt, en evenwel worden dezelve aangemerkt, als behelzende eene les voor ieder mensch, ten allen tijde. IV. Fragment uit eene preek van Prof. p. chevalier, bevattende 4 bewijzen, dat de gevolgtrekking van Paulus Rom. VIII:32. allezins wettig is. Wij meenen te mogen vaststellen, dat de Hoogleeraar, zoo hij thans leefde, niet ligt goedkeuring zou gegeven hebben aan zoodanige ge- | |
[pagina 220]
| |
meenmaking van een onder 't hooren opgeschreven of nageschreven brok van eene zijner Leerredenen. V. Aanmerkingen van een beroemd Predikant, welke voor korte jaren overleden is, over Luk. XVI:22. Uit een enkeld gezegde van Jezus, in de bekende parabel van den rijken man en Lazarus, wordt dit, dat God den dienst der Engelen gebruikt, om de zielen der geloovigen, onmiddellijk na hunnen dood, in een alleraangenaamsten, verkwikkelijksten en vertroostenden staat over te brengen, voorgesteld als eene zekere, noodzakelijke en nuttige, vereerende en Godverheerlijkende waarheid. VI. Verklaring van Hos. VI:8. door een leerling van a. schultens en n.g. schroeder. Voor zulke stukjes verdient de Verzamelaar wel den meesten dank. VII. Driederlei verklaring van διὰ ןןο, Joh. XIX:11. Geene derzelven prijst zich, door gemakkelijkheid en gepastheid in de reden van Jezus, aan. Er zijn, naar ons gevoel, veel betere uitleggingen van deze moeijelijke plaats voorhanden.VIII. Uitlegkundige opheldering van Luk. XVI:9, door t. radsma, Pred. te Hempens. Dit stukje draagt blijken van de meer dan dagelijksche kunde en het schrander oordeel van den Opsteller, en steekt vrij wat af bij meest al het voorgaande. De Historia Critica explicationum parabolae Luc. XVI:1-13 van j.c. schreiter zou den Schrijver, indien hij er mede bekend geweest ware, nog wel aanleiding tot deze of gene verdere aanmerking gegeven hebben. IX. Iets ter verklaring van 1 Cor. XV:12-19. uit 't Latijn van knapp. Een regt fraai stukje, gelijk meest alles van dezen uitmuntenden Hallschen Godgeleerden. X. Korte Aanmerkingen over eenige Bijbelplaatsen, door den Uitgever; over Luk. X:30-36. Joh. X:16. XI:25, 26. XX:17. 1 Joh. I:7. Allen verdienen overweging. In het bijgevoegde Mengelwerk komt eerst voor eene Redevoering, bij gelegenheid van den Jaardag des Konings van Holland, door den Pred. adriani te Dokkum uitgesproken, 2 Sept. 1807, over Job V:18. Indien dezelve waarlijk alzoo is uitgesproken, gelijk wij ze hier lezen, dan verdient de Eerw. adriani, hoe verdienstelijk anders, voorzeker geene plaats onder de Redenaars van een onderscheiden rang. Of welligt is de Hervormde Gemeente te Dokkum alleen met zoodanige wijze van redevoeren gediend. Daar- | |
[pagina 221]
| |
op volgen voorbeelden van eene meer plegtige bediening van den doop in de Hervormde Kerk, en, behalve eenige stichtelijke dichtstukjes, ook vermelding van iets, dat genoemd wordt zegen op eene preek. De zaak is deze: Zeker Predikant, over het zesde gebod predikende, had onder andere geleerd, dat het doodslag is, wanneer menschen nalatig blijven, zich zelven of hunne kinderen, die de dikwijls doodelijk bevondene Kinderziekte nog niet gehad hebben, met de Koepokken te doen inënten. Deze woorden maakten op een man, die tot hiertoe tegen deze kunstbewerking was ingenomen, zulken indruk, dat hij voornam zijne kinderen te laten inënten, en dit des te eerder liet volbrengen, omdat een der kinderen, na 't hooren der preek, zeide: zoo vader en moeder mij niet laten inënten, koom ik schielijk onder de zwarte modder. Wie prijst niet diens Leeraars welmeenenden ijver? Maar moest dit ook al in dezen Bundel gedrukt worden? |
|