De verheugde Hoofdstad Amsterdam, bij de blijde Inkomst van zijne Majesteit Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, op den XX April des jaars 1808. Te Amsterdam, bij E. Kaleveld. In gr. 8vo. 148 Bl.
Geen wonder, dat eene Gebeurtenis, als die de titel van dit Werkje vermeldt, de pen eens Schrijvers op het papier lokte: dan de wijze, waarop hij de pen voerde, kan hem tot lof dienen, of middelmatig wezen, of niet tot eere strekken. Lof kunnen wij dezen Schrijver niet geven; onder het middelmatige zelfs zijn werk niet rangschikken; 't laatste blijft dus alleen zijn deel.
Eene zoo versche Gebeurtenis, in de Nieuwspapieren van den dag breedvoerig vermeld, kan niet wel, wat de hoofdzaak aanbelangt, iets vreemds behelzen, en daardoor uitlokken: dan schikking, trant en stijl, kan er, als 't ware, iets aanlokkends en verhevens aan bijzetten, en des ontbreekt het niet aan voorbeelden, ook in ons Vaderland, en zelfs ten opzigte van de Hoofdstad Amsterdam. Zulks zal men te vergeefs zoeken in het Stukje voorhanden. 't Is waar, men treft er Verzen, ook Tijd- en Naam-verzen niet weinige in aan, welker eerste onder de sober middelmatige moeten gerangschikt worden, terwijl de laatste van een ouderwetschen stempel zijn, en tot die dagen behooren, toen men den geest afpijnde, om soortgelijke veelal verwrongene gedrogten voort te brengen, die in eenen verlichter tijd onder de beuzelarijen gerekend worden en voor den gekuisten smaak walgelijk zijn.
Nu en dan, bij overgangen en aaneenschakelingen, treffen wij den Schrijver aan, daar hij eigenlijk gezegd mag worden uit eigen bron te putten; als, bij voorbeeld, daar hij den morgenstond van den 20sten April beschrijft, ‘toen de zon van andere werelbewoners, tot ons met een lagchende morgengloed was voortgetreden, en met haar gouden glans boven de kimmen verreezen - toen de koude en barre winden, zedert eenige dagen zich hebbende doen gevoelen ont-