bijzonder des N. Verbonds, welke hierop betrekking hebben.
Alles is ingekleed in den vorm eener geschiedenis, om zoo den leeslust op te wekken, de nieuwsgierigheid gaande te houden, en dus het aangename met het nuttige te vereenigen. Zie hier kortelijk den zakelijken inhoud van het eerste Deel, met weglating der bijgevoegde verdichting: Twee stellingen worden vooraf aangenomen en overtuigend bewezen, waarvan de eerste deze is: het gansche begrip, 't welk ik mij van een mensch moet maken, is geheel niet enkel in het denkbeeld opgesloten, 't welkik mij van een ligchaam heb te vormen; de tweede: het is niet volstrekt noodzakelijk, dat ik verga, wanneer mijn ligchaam vergaat; maar het is mogelijk, dat ik in den dood zal voortduren. - Daarop volgen acht bewijzen, waarop men mag aannemen, dat dit waarlijk zoo is. Het eerste bewijs komt hierop neder: Er is geen menschelijk lijden in dit leven te duchten, waartegen men niet eenigen troost kan vinden; hoe zou er dus tegen het zwaarste zielelijden, tegen de gedachte aan den dood, geene de allergeringste vertroosting voorhanden zijn? Niets echter is in staat, om mij desaangaande gerust te stellen, dan de gedachte: ik leef in den dood voort. Het tweede is ontleend van 't sterk verlangen, welk wij hiernaar, als de heerlijkste en heugelijkste zaak, hebben; een verlangen, dat te gelijk met de rede in ons ontwaakt, en dus wezenlijk eene ingeschapene neiging aanduidt, die niet kan onvoldaan blijven. Het derde van de blijkbare bestemming van den mensch tot de hoogstmogelijke gelukzaligheid, welke deze wereldster oplevert, waartegen de verwachting van aanstaande vernietiging een onverwinnelijken hinderpaal zou blijven. Het vierde van onzen geheelen aanleg, die veel te groot, en van onze vermogens, die te veelvuldig, en onder alle schepselen
op de wereld het onevenredigst ingerigt zijn, wanneer dit korte leven onze geheele bestemming uitmaakt. Het vijfde van de onverzadelijke begeerte, die zich met dien heerlijken aanleg en die voortreffelijke vermogens vereenigt, om dezelve nog heerlijker te ontwikkelen, begeerte naar volkomenheid; waaruit of moet volgen, dat de mensch bestemd is, om het meest verwarde en tegenstrijdigste aller wezens te zijn, of dat hij in den dood voortduurt.