| |
| |
| |
Corinna, of Tafereel van Italië, door Mevrouw van Stael Holstein. Met eenige bijgevoegde Ophelderingen. Iste Deel. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Bohn. 1808. In gr. 8vo. 368 Bl.
Wij zijn in waarheid verlegen, boe wij onzen Lezeren het juiste denkbeeld geven zullen van de waarde eens Werks, waarvan iedere bladzijde ons de duidelijkste bewijzen gaf van de voortreffelijke talenten der Schrijfster. Het bekoorlijke Italië, zoo rijk in Natuur, en Kunst, en Oudheid, geteekend door de pen eener Vrouw van zulk eenen wijsgeerigen waarnemenden geest, van zoo gevoel en vernuft, ons zoo geheel vreemde zeden en levenswijze betooverend en uitlokkend geteekend door zoodanig eene Dame, die geheelenal en met geestdrift ingenomen is voor haar onderwerp; waarlijk dit moest een uitmuntend, onderhoudend, leerzaam Boek opleveren. Dan hier hebben wij Italië nog bekoorlijker en treffender geteekend; wij zien deze zeden zigtbaar daargesteld in zeker zonderling voortreffelijk wezen, corinna, door de uitmuntende Schrijfster dezes Werks opgesierd met alle de eigenheden van dat Land, en alle voortreffelijkheden van ligchaam en geest; eene jengdige Italiaansche Schoonheid, die iederen Lezer bekoort, en als 't ware betoovert; en uit eenen zoo schoonen mond, met zoo veel levendig gevoel, vernuft en geest, ontvangen wij hier, omtrent iedere merkwaardigheid, belangrijke berigten. Daarenboven heeft Mevrouw van stael aan dit meesterstuk harer pen alle de schoonheden en het roerende van een' Roman gegeven, eene liefdesgeschiedenis, die de aandacht boeit, en de zachtste en zoetste aandoeningen van het hart gedurig uitlokt, streelt en voedt.
Dit Eerste Deel is in Tien Boeken afgedeeld. I Boek. Oswald, Lord nelvil, een Schotsch Edelman, reist naar Italië, een man van het echte Engelsch Nationaal karakter, een uitmuntend mensch. Zijne ziel is krank; de dood van eenen waardigen Vader, en het grievend gevoel van niet volkomen jegens dien beantwoord te hebben aan zijne verpligting, maakt hem diep droefgeestig en somber. Spoedig vindt hij een' reisgenoot, een' echten, vrolijken Franschen Edelman, de Graas d'erfeuil. Een zonderling contrast! - Te Ancona werden zij getuigen van een' geweldigen brand, en waren de redders en weldoeners der ongelukkigen. Zij komen te Rome - II Boek. Corinna op het kapitool. De beroemdste Vrouw van Italië, eene der grootste Schoonheden en eene Improvisatrice, zou op het Kapitool gekroond worden. Het geschut, het luiden der klokken, alles kondigde dit Feest aan; de
| |
| |
Reizigers waren ooggetuigen. De beschrijving is uitvoerig en treffend; en corinna maakt op het hart van den Lord eenen onuitwischbaren indruk. Deze corinna is een allerbekoorlijkst schepsel, begaafd met iedere voortreffelijkheid, eene geborene Italiane naar het schijnt, maar hare afkomst en stand is een diep geheim. - III Boek. Corinna. De luchtige Fransche Graaf heeft den Lord spoedig bij corinna ingeleid. ‘Oswald vond in corinna eene voor hem geheel nieuwe bevalligheid. Een groot, een ijsselijk tijdstip in zijn leven was door eene zeer bevallige, zeer geestige Fransche Vrouw gekenmerkt, doch naar deze geleek corinna in geenerlei opzigt; hare gesprekken ademden zoo wel alles, wat men vernuft kan noemen, als geestdrift voor de schoone kunsten, wereldkennis, scherpzinnigheid, en diepe gevoeligheid; in één woord, alle betooveringen van een' vluggen, levendigen geest waren daarin te vinden, zonder dat hare gedachten of aanmerkingen daardoor iets 't minste in volledigheid of gewigt verloren. Oswald was tevens bekoord en opgetogen, weggesleept en ongerust; hij kon niet begrijpen, hoe één mensch zoo veel in zich vermogt te vereenigen, als corinna werkelijk deed; - hij stond in twijsel, of 't de hoogste verhevenheid, dan wel een sterke graad van wuftheid was, die haar ten band van zoo vele bijna tegenstrijdige hoedanigheden strekte,’ enz. Natuurlijk vond hij iederen avond bij deze corinna het uitgezochtst gezelschap, en over menig onderwerp hooren wij uit haren mond het belangrijkst gesprek. - IV Boek. Rome. Ook corinna onderscheidde oswald, en de Italiaansche vrouwen ontveinzen hare liefde niet; met dat al tot eene verklaring kwam het in lang nog niet. Zij noodigt
oswald uit, om met haar Rome op te nemen; zij bezoeken eerst het Pantheon, voorts het Kasteel van St. Angelo, de Kerk van St. Pieter, het Kapitool, het Forum, de Zeven Heuvelen. ‘Ik heb u, zeide corinna bij het einde der wandeling, vlugtig eenige sporen der oude Geschiedenis vertoond; gij kunt daaruit eenig denkbeeld opvatten van 't vermaak dier geleerde zoo wel als dichterlijke onderzoekingen, welke beide tot het hart en tot den geest spreken.’ Maar men moet in het Werk zelve opzoeken, wat en hoe zij doet opmerken; trouwens zij deed dit nu ook met een bijzonder doel, het hart van den man namelijk, dien zij beminde, aan zich te verbinden. Oswald intusschen gevoelt hoe zeer hij reeds aan haar gehecht was, en ontwijkt haren omgang; dan zijne afwezigheid maakt haar diep ongelukkig; een toeval brengt de gelieven bijeen, en zij zijn nu vaster, echter zonder stellige beloste of vaste bedoeling, verbonden. - V Boek. De grafplaatsen, de kerken en paleizen. Eene onderrigtende, belangrijke wandeling, waarop wij echter de gelieven niet volgen, maar
| |
| |
geven liever deze, voor de Romangeschiedenis belangrijke, uitboezemingen van corinna bij eene der grafsteden. ‘Men heeft, zegt corinna, eene Elegie van propertius, welke, beter dan eenig ander stuk uit de Oudheid, die waardigheid der vrouwen bij de Romeinen schetst, welke, bij meerdere zuiverheid, nog grootere achting inboezemt, dan zelfs de glans, die haar in de Riddertijden omstraalde. Cornelia, in hare jeugd overleden, zegt haren echtgenoot het teederste vaarwel, terwijl zij hem troost over haar verscheiden, en men gevoelt bijna met elk woord al het heilige, al het achtingswaardige der huisselijke betrekkingen. In die edele, mannelijke taal van de Heeren der wereld, welke, even als zij zelve, onzen eerbied afdwingt, leest men den schoonen trots van een onschuldig leven. Ja, zegt cornelia, van de bruidtoorts tot den brandstapel heeft geene smet mijn leven bezoedeld; de plaats tusschen die beide fakkels bleef zuiver. Welk eene heerlijke uitdrukking! riep corinna uit, welk een verheven beeld! en hoe benijdenswaardig is 't lot der vrouw, die zoo eenvormig deugdzaam mogt leven! - Bij deze laatste woorden biggelden er tranen van het schoone oog der spreekster af; tranen, die eene wreede verdenking in oswald's hart deden oprijzen. Corinna! riep hij, heeft uw kiesch gemoed zich niets te verwijten? zoo ik meester mijner hand ware, en u die kon aanbieden, zou ik dan geen medeminnaar in het voorledene hebben? zou ik trotsch kunnen zijn op mijne keuze? zou geen wreede minnenijd immer mijn hart behoeven te verscheuren? - Oswald, antwoordde zij, ik ben vrij, en bemin u, gelijk ik nimmer beminde; wat eischt gij meer? dwingt gij mij tot de bekentenis, dat mijne verbeelding, voor ik u kende, mij kon
diets maken, dat ik beminde? En bestaat er in 's menschen hart geen goddelijk mededoogen voor de dolingen, die de liefde, of ten minste hare begoochelingen kunnen veroorzaken? - Dit zeide zij, terwijl een bescheidene blos haar gelaat bedekte. - Oswald trilde, doch zweeg. Berouw en schaamte straalden in corinna's blik door, en verboden hem haar streng te vonnissen. Het scheen hem toe, alsof een hemelsche straal haar kwam vrijspreken. Hij drukte met vervoering hare hand aan zijn hart, en knielde voor haar neder, zonder een woord te spreken, zonder iets te beloven, maar met een blik vol liefde, die alles deed hopen. - Geloof mij, zeide toen corinna, laten wij geen plan maken voor de volgende jaren. De gelukkigste oogenblikken des levens zijn dezulken, die ons een weldadig toeval bezorgt. Moet men hier, te midden der graven, zoo angstvallig bezorgd zijn voor de toekomst? - Neen, riep nelvil in vervoering uit, neen, geen toekomst zal mij meer van u scheiden!’ - Corinna intusschen wilde de ontdekking van het plan van den
| |
| |
Lord verschuiven tot het tijdstip, waarop hij reeds zoo aan haren omgang gewoon zou geworden zijn, dat hem geene scheiding meer mogelijk was. - VI Boek. Zeden en karakter der italianen. Een Bal, waarvan corinna wederom de Godes is, de berispingen van den Lord, en eene briefwisseling met haar, waarin hij het karakter en de zeden der Italianen hevig aanvalt en zij dezelve verdedigt, dit is de inhoud van dit Boek, aan welks slot de gelieven weer hereenigd zijn, en een bloedverwant van den Lord door hem bij corinna wordt ingeleid, doch bij wiens verschijning het duidelijk wordt, dat deze zonderlinge Onbekende vroegere betrekkingen in Engeland moet gehad hebben, hoewel zij zorgvuldig haar geheim behoudt; echter wordt het hart van den Lord al naauwer met het hare verbonden. - VII Boek. De italiaansche letterkunde. Een belangrijk gesprek, vooral over Dichtkunde, Dichters, en het Tooneel. - Ten betooge van de geschiktheid der Italianen in 't bijzonder ook voor het Treurspel, geeft corinna daarvan eene proeve, en hare vertaling van de Romeo en Julietta van shakespeare wordt door hare vrienden en haar zelve vooral meesterlijk uitgevoerd. Indedaad de keuze was voortreffelijk: ‘Romeo en Julietta is een Italiaansch onderwerp; het tooneel is te Verona, waar men nog het graf dier beide gelieven vertoont. Shakespeare heeft dit stuk met de beurtelings vrolijke en hartstogtelijke verbeeldingskracht, die flechts in het Zuiden schijnt t'huis te zijn, bezield; eene verbeeldingskracht, die in voorspoed juicht, maar weldra tot wanhoop, van daar tot manslag en zelfmoord overslaat. Alles is daar vol drift in de bekomene indrukken, die men echter gevoelt dat onuitwischbaar zijn zuilen. De schok der driften ontstaat niet zoo zeer uit de
ligtzinnigheid van aard bij dat Volk, maar uit het warmer klimaat, waardoor 't bloed met verdubbelden aandrang bruist, waardoor de taal zelfs met vurige uitdrukkingen eener Oostersche welsprekendheid, die zoo vele uitvloeisels uit het hart zijn, verrijkt wordt, en die shakespeare, gelijk ook het geheele Italiaansche karakter, beter dan eenig ander buitenlandsch Schrijver heeft weten te vatten. Hij tokkelt niet, gelijk ossian, bestendig ééne snaar, de teederste des harte; het is niet de onverdeelde liefdevlam, die hij ons voor oogen maalt; neen, in romeo en julietta hoort men de levendigste muzijk der drift in alle hare wijzigingen; men ziet den verdeelden teruggekaatsten lichtstraal, die ons de kleuren verschaft, en toch ontdekt men steeds in dien straal de helderheid en warmte van zijnen oorsprong. Er heerscht in dit opstel zoo wel de levenskracht als alle de sterke wezenstrekken, welke het land en de inwoners van Italië onderscheiden. Romeo en Julietta scheen dus, in eene Italiaansche vertaling, alle de waarde van een oorspronkelijk werk
| |
| |
te herkrijgen.’ - VIII Boek. De standbeelden en schilderijen. Oswald was nu op het punt aan corinna alles op te offeren; een woord intusschen van zijnen bovengemelden bloedverwant, die mede corinna hoog bewonderde, maar hem toch vroeg: ‘wat doet men daarmede in huis? en het huis is bij ons toch alles, dat weet gij, ten minste alles voor de Vrouwen.’ Ik zou, voegde hij er bij, corinna op den troon van Engeland, maar niet onder mijn nederig dak kunnen wenschen. Dit woord niet zoo zeer, maar vooral de herinnering aan de Moeder van den Lord, en die jonge Engelsche, aan zijne Moeder zoo gelijk, die zijn Vader voor hem bestemd had, bragten den Lord in eenen geweldigen tweestrijd. Zijn Vriend vertrok. Oswald kreeg een toeval, waaraan hij reeds vroeger onderhevig was, maar waarvan hij dacht genezen te zijn; eene bloedspuwing. Corinna krijgt er berigt van, en gaat aanstonds, te voet, door Rome's hoofdstraat, den Corso, op een tijdstip, dat de menigte aldaar te voet en in rijtuigen hare avondwandeling deed, zoo dat zij, in het gezigt van bijna gansch Rome, onverzeld het huis van haren Vriend betrad. Oswald ontstelde, want in Engeland ware het met haren goeden naam gedaan geweest; doch corinna stelt hem gerust. - Na zijn herstel beschouwden zij de meesterstukken der kunst, in de Museum's en de Galerijen; ook bezochten zij Tivoli. Opnoemen willen wij niet; wij kunnen toch de aanmerkingen niet aanstippen, en deze zijn 't belangrijkst. - IX Boek. Het volksfeest en de muzijk. ‘Het was juist de dag van het woeligste Feest, op het einde van het Carnaval, van dien tijd, dat het
Romeinsche volk als door eene koorts van woelige vrolijkheid, eene razernij naar vermaken bevangen wordt, waarvan men elders te vergeefs voorbeelden zou zoeken. De geheele stad vermomt zich,’ enz. Zij beklommen het Amphitheater bij den Obelisk, om den wedloop der paarden te zien, woonden voorts het Concert bij in de zaal van den schouwburg, en nu zou corinna de Lijdensweek, naar de gewoonte van vele Romeinsche Dames, in een Nonnenklooster doorbrengen, om zich te bereiden tot de plegtigheid van het Paaschfeest. - X Boek. De lijdensweek. In zijne eenzaamheid kon nu oswald de godsdienstige plegtigheden opnemen. Toen hij corinna wedervond, volgt tusschen hun een gesprek over hunnen verschillenden Godsdienst. Na het Paaschfeest wilden de gelleven zamen de schoonheden van Napels gaan opnemen, en aan het einde van dit Deel zijn zij derwaarts op reis. - De Aanmerkingen van de Schrijfster, achter dit Deel gevoegd, zijn maar weinige; die van den Vertaler vindt men onder den tekst; de laatste dienen deels ter opheldering, deels ter aanwijzing, waar het scheen dat eene te groote vooringenomenheid voor Italië bij de Schrijfster uitkwam. |
|