Roosjes Geheimen. Een Roman ter behartiging voor alle Rozen en Roosjes, van G. Schilling. Uit het Hoogduitsch vertaald. Amsterdam, bij L.A.C. Hesse. In 8vo. 243 Bl.
Ook onder den titel:
Nieuwe Romans van Wieland, Lafontaine, Schilling en Anderen. IIIde Deel.
Het is voorwaar een walgend, ondankbaar werk, de geschiedenis te schrijven van een meisje, dat met alle bekoorlijkheden, met allen aanleg om een parel van haar geslacht en de zaligheid van eenen braven man te worden, den hemel verlaat, en zich aan den stroom der zinnelijkheid, der zucht tot behagen en het laag verderf overgeeft. Ziet daar het oordeel van den Schrijver-zelven over dit zijn verhaal; en echter vond hij goed, hetzelve, - het is immers een Roman? - te verdichten! Een walgend, ondankbaar werk moet dan toch ook het lezen van deze zijne geschiedenis zijn voor nog onbedorvene harten. - Het is moeijelijk, zoo vervolgt hij, het belang, dat de Lezer in haar moet stellen, levendig te houden, maar noodzakelijk, hare zusteren in ons midden te toonen, hoe snel de eerste afwijking van het zedelijk schoon bergafwaarts geleide. Daartoe intusschen verlangen wij geheel andere geschriften dan de geschiedenis der ontucht van eene zoo uitlokkende schoonheid, en de ondeugd in haar met zoo veel verschooning als zwakheid, en evenwel zoo naakt en toch nog verleidende geteekend. - Kortom, wij verachten dit Roosje, verklaren de lezing harer geschiedenis bij den Jongeling voor contrabande, en zouden onze Hollandsche rozen en roosjes, indien zij zoodanige waarschuwingen, in zoodanig eene geschiedenis op die wijze ingekleed, voor zich vermakelijk en noodig houden en met goedkeuring ontvangen, almede moeten verachten.