lingen voorkomend contrast der menschelijke verrigtingen en zamenloop van omstandigheden is toe te schrijven. Naar het ons voorkomt, zal hetgene dit opstel leerzaams bevat hier op neêrkomen: ‘het is volkomen hetzelfde, op welk eene wijze het goede (op den Christelijken leerstoel) geleerd worde, als men het slechts zoo voordrage, dat de Toehoorders het aannemen.’ In zoo ver deze stelling waarheid bevat, is zij in ons oog niet
nieuw, en in zoo ver zij iets nieuws leert, is zij onwaarachtig, naar ons inzien; immers als men daaruit, met dezen Heer Genius van het Gezond Verstand, besluit, dat alle de straks genoemde Predikanten, welker personen zijn Ed. vertoond had, even goed predikten, en geen hunner anders konde en moest prediken, zoo verzoeken wij de vrijheid hierin van zijn Ed. te mogen verschillen, daar hun wel Eerw. zeer Gel. allen, in ons oog, eene wel broederlijke, maar toch zeer ernstige correctie voor 't minst verdiend hadden. Dan men leze, zegt de Schrijver, dit geheele Stukje, ten einde toe, door, alvorens eenig beslissend oordeel over hetzelve te vellen. Wij hebben het gedaan; maar ons oordeel is den Lezer geene wet, en wij gunnen hem dit vermaak.
Een boek zonder ongelijkheden in spelling, is (volgens het Voorberigt) een gewrocht van bestendige rust en ruime omstandigheden. Uit respect voor des Schrijvers meer dan dertigjarige ondervinding, die hem dit geleerd heeft, maken wij hierop geene remarque, en vergenoegen ons met te zeggen, dat het althans geen gewrocht van eene Galkoorts is.