| |
Reizen in China, inhoudende: Beschrijvingen enz. gemaakt en verzameld gedurende het verblijf in het Keizerlijk Paleis van Yuenmin-yuen, en in eene daar op gevolgde Reis door het Land van Pekin tot Canton, enz. Door John Barrow, voorheen Geheim - Secretaris van den Grave Van Macartney. Uit het Engelsch. Iste Deel. Met Platen. Te Haarlem, bij F. Fohn. In gr. 8vo. 288 bl.
Indien de veelvuldigheid der Beschrijvingen van eenig Rijk ons hetzelve door en door deed kennen, dan, indedaad, moest het uitgebreide Chinesche Rijk ons, om zoo te spreken, even bekend wezen als naderbij gelegene Rijken, ja als ons Vaderland. Dat zulks echter verre van daar is, behoeft geen betoog. De wijze, waarop Vreemdelingen, schoon in statelijk Gezantschap derwaarts trekkende, ontvangen, omgeleid, bewaakt, bespied, en van veelvuldige begeerde kennisneming verwijderd en uitgesloten worden, is eene genoegzame reden, om vast te stellen, dat de waarnemingen van hun, die anderzins de noodige vereischten daartoe bezitten, gebrekkig blijven.
Niet vreemd, dat de Heer barrow, wiens Reize wij hier voor ons hebben en door toevallige omstandigheden te lang reeds onvermeld bleef, op den dorpel zijns Werks, in de voorafgaande Aanmerkingen, gewaagd hebbende van hetgene de Heer george staunton ons wegens China berigtte, wiens kostbaar Werk, ook in 't Nederduitsch vertaald, wij aankondigden, het denkbeeld van de overtolligheid zijns Werks, dat zelfde Gezantschap betreffende, te keer gaat, des vrij voldoende redenen bijbrengt, en reffens zijne be- | |
| |
paalde bedoeling vermeldt, ‘om dit zonderlinge Volk in deszelfs ware gedaante te vertoonen, niet zoo zeer als hunne eigen zedelijke leerstellingen hetzelve afbeelden, maar zoo als zij indedaad zijn, en het tevens te ontdoen van dat vernis en klatergoud, waarmede de Zendelingen goedgevonden hebben, om hunne geschriften, even als de paleizen van den Keizer, te bekleeden; - ook zal men trachten zulk eene schets te geven van de manieren, zamenleving, taal, letterkunde, de fraaije kunsten en wetenschappen, de burgerlijke wetten, den Godsdienst en deszelfs leerstellingen, de bevolking, de bevordering van den landbouw, het burgerlijk en zedelijk karakter van dit Volk, waardoor de Lezer in staat zal gesteld worden, om zelf te oordeelen, in welk een rang China onder de beschaafde Volken moet geplaatst worden.’ - Eene vrij zware taak, doch niet ongelukkig uitgevoerd, als men in 't ooge houdt de achterhoudendheid der Chinezen en den afstand, op welken Vreemdelingen gehouden worden.
Den Heere barrow, die zeker meesterlijk de pen voert, kleeft bestendig het gebrek aan, om anderen, bovenal wat niet Engelsch is, te verachten; hierin moet de Fransche Schrijver cossigny deelen, wiens Aanmerkingen men echter veelzins waardig gekeurd heeft, in de Nederduitsche vertaling van staunton, aan den voet der bladzijden te plaatsen, door hem een Fransche Berisper, een Betweter getiteld. Ons Hollandsch Gezantschap, met den Heere titzingh aan 't hoofd, door van braam, de tweede in die Bezending, beschreven, en waarvan wij ook eene Nederduitsche vertaling hebben, krijgt een ruim berispend aandeel; terwijl Lord macartney's en der Engelschen handelwijze, met niet weinig Britschen trots, wordt opgehemeld. Welk een ruim veld van welgegronde aanmerkingen doet zich hier op; dan wij willen er niet in uitweiden. De Portugezen en de Franschen loopen op verre na niet vrij.
Behalve 't geen wij reeds in 't algemeen aanmerkten, nopens de oorzaken van de onvolkomenheid der narigten het Chinesche Rijk betreffende, mogen wij als eene bijzonderheid, door barrow medegedeeld, hier opteekenen de bepaling van den Raad der Plegtigheden van veertig dagen voor het verblijf van een buitenlandschen Gezant, het zij in de Hoofdstad of elders, waar het Hof zulks mogt goeddunken; schoon die tijd, bij bijzondere gelegenheden, of bij toeval, wel eens tot het driedubbeld verlengd wordt. De verhalen der Gezantschappen, uit Europa, in de twee voorgaande Eeuwen, naar China gezonden, wijzen uit, dat geen derzelven tot het driedubbeld van den tijd, door het Hof der Plegtigheden daartoe bepaald, is uitgestrekt geworden, en dat twee er niet eens den bestemden tijd gebleven zijn. Het eerste Gezantschap
| |
| |
der Hollanderen toefde er negentig dagen, - het tweede Hollandsche zes en veertig, - het eerste Russische Gezantschap honderd zes, - het tweede van daar honderd veertien, - dat van den Paus negen en negentig, - het Portugesche Gezantschap negen en dertig, - het Britsche zeven en veertig, - en het derde Hollandsche zes en dertig dagen. - Gemelde tijdsbepaling heeft, behalve de algemeene ongezindheid der Chinezen ten opzigte van vreemde Volken, den grond in de verbazende kosten voor het Rijk, door die Gezantschappen, welke gedurende al den tijd van derzelver verblijf voor Lands rekening onthaald worden, veroorzaakt.
Geschied- en oordeelkundig gaat barrow, in het IIde Hoofdstuk, de vroegere en latere getuigenissen wegens de Chinezen na. Vroeg zijn zij beschaafd geweest, doch blijven op denzelfden trap. Hij geeft de gronden aan, op welke men zoo hoog van dit Volk sprak, en teffens te kennen, op welke gronden zijne aanmerkingen over dit Volk rusten. ‘De begrippen,’ schrijft hij, ‘die in deze bladen gevonden worden, zijn opgemaakt uit de voorvallen en gebeurtenissen, die er gedurende den loop van een bezoek van acht maanden hebben plaats gehad, en uit zulken, die best berekend schenen tot verklaring des toestands van het Volk, van deszelfs Nationaal Karakter, en den aard en natuur der Regering.’
Dit alles met den aanvang des II H. vermeld hebbende, behelst het vervolgens de vaart des Britschen Gezantschaps door de Straat van Formosa, doormengd met aanmerkingen over de geringe vordering der Chinezen in de Zeevaart, en hoe verre deze zich hebbe uitgestrekt. - Dit geeft gelegenheid aan den Schrijver, om een denkbeeld, wegens de overeenkomst der Hottentotten en Chinezen, in zijne Reizen naar de binnenlanden van Afrika, 't geen de berisping der Schrijveren van het Critical Review niet ontgaan had, te verdedigen. Een bijgevoegd afbeeldsel van een echten Hottentot en een Chinees dient om die Berispers te overtuigen, dat de door hem gevondene gelijkenis geene harsenschim zij.
Onderrigrend is de scheepvaart; zeer lezenswaardig en 't Volk kenmerkende de hier en bij de landing gedane waarnemingen. Het dwingen der Ingezetenen tot het behulpzaam wezen op de Schepen doet hem eene aanmerking maken op de willekeurige regering. Doch welk eene zeldzaamheid in barrow! hij laat er op volgen: ‘Dan een Chinees zou mogelijk dezelfde ongunstige denkbeelden opvatten van onzen Regeringsvorm, indien hij onderrigt wierd van de maatregelen, die men somtijds genoodzaakt is te nemen om onze Zeemagt te bemannen!’ Het beschrevene Chinesche Zeekompas doet ons de minderheid van 't zelve bij 't onze kennen. Na
| |
| |
de Reis op de Gele Zee, werd dezelve op Chinesche Jagten, tot binnenlandsch gebruik geschikt, voortgezet.
Tot nog toe heeft de Reiziger ons Chinesche Zeelieden doen kennen; thans geeft hij geen gunstig denkbeeld van 't Land of het Volk. Veel is er geschreven over de kleine en door kunst misvormde voeten der Chinesche Vrouwen. Deze krijgen hier geene kleine beurt. De Schrijver toont, dat die monsterachtige gewoonte in China niet altoos heeft plaats gehad, en hoe ze gewoonlijk aan de jaloezij der Mannen wordt toegeschreven. Indedaad, de begeerte, om over zijnen medemensch te heerschen, brengt dikwijls den mensch tot vreemde buitensporigheden. Op dit grondbeginsel is het, dat de Geleerden, of zij, die goedvinden zich alzoo te noemen, de nagels van hunne kleine vingers somtijds laten groeijen tot de verbazende grootte van drie duimen, enkel om te toonen, dat zij geene menschen zijn, die tot de handwerkslieden behooren; en op die zelfde wijze heeft men mogelijk de Juffers in China beduid, dat zij de gewoonte van het verminken hater vrouwelijke kinderen moeten volgen, om daardoor hare kinderen te onderscheiden van die der boeren, welke, in de meeste Provincien, tot slaafsch werk gebruikt worden. De minste afwijking hiervan wordt voor eene schande gehouden. - De kunstbewerking om de voeten zoo onbruikbaar te maken, de onzindelijkheid daarmede gepaard, doet ons borg staan, dat, welke vreemde Modes ook aangenomen worden, deze wel onnagevolgd zal blijven!
Dan de onzindelijkheid der Chinezen is verregaande, en wordt hier op eene walgelijke wijze beschreven. Met meer vermaaks zal men de groote drukte op het water en de talrijkheid der bewoneren van vaartuigen vermeld vinden.
Met het III H. zet men voet aan land. Het Gezantschap trekt naar Pekin. Eenig verslag van die Hoofdstad, alsmede het vermelden van een togt des Gezants naar het Landhuis van den Keizer in Tartarije, wordt gevolgd van 's Schrijvers verblijf te Pekin, om toezigt te hebben op de geschenken voor den Keizer geschikt, 't geen hem gelegenheid verschaft om de Chinezen in eenige werkzaamheden te doen kennen, alsmede het gedrag der Prinsen, gevolgd van een kort verslag van het Paleis en de Tuinen van Yuen-min-yuen; voorts het overleveren der Geschenken. - Zeer fraai is het slot dezes Hoofdstuks, behelzende Lord macartney's beschrijving van het Keizerlijk Park te Gehol, 't welk, met opzigt tot deszelfs uiterlijke gedaante, schoonheid en vermakelijkheid, nergens zijns gelijken heeft. Eene fraaije Plaat geeft ons een gedeelte van 't zelve te zien, en de beschrijving doet ons de hand eens Meesters in de kunst van tuinieren kennen. Ter overneminge is dezelve veel te breedvoerig.
| |
| |
Zoo veel ons bekrompen bestek toelaat, moeten wij nog iets van het IV H. zeggen. Ter loops vernamen wij reeds iets van de Kaktertrekken der Chinezen. Dit Hoofdst. is bepaald om ons eene schets te geven van den staat der zamenlevinge in China - van de manieren, de gewoonten, de gevoelens in het zedelijk karakter van dat Volk. - De staat de schoone sexe zal niemand zonder afkeuring, zonder afgrijzen lezen; even zoo de uitgestrekte magt over slecht opgevoede kinderen. De liefde heeft in de huwelijken geen deel; zij zijn een koophandel. De veelwijverij, schoon geoorloofd, is verre van algemeen. De landswetten zijn voor de vrouwen nadeelig. De ondeugd der Grieken grijpt bij de Chinezen stand. Dronkenschap is onder hen geen heerschend gebrek; dan de aanzienlijken gedoogen in hunne huizen het gebruik van Opium. Geene openbare Godsdienstoefening heeft er plaats. Ongezelligheid maakt een hoofdtrek uit. Tot dobbelspel is de Chinees gereed; dit ook gaat soms van dronkendrinken vergezeld, en zij wagen vrouwen en kinderen aan het dobbelspel. Dierengevechten zijn bij hen geliefd. Zwaar zijn hunne kastijdingen en straffen. Wreedheid speelt er eene rol in. Aan onmenschelijkheid maken zij zich schuldig; de wetten geven er aanleiding toe. Kindermoord is te Pekin zeer algemeen, en wordt elders op eene ontzettende wijze gepleegd.
Zoo vele meestal ongunstige trekken in het karakter der Chinezen opgegeven hebbende, inzonderheid die van wreedheid, merkt hij op, hoe zeer dit te bevreemden is in een Volk, welks natuurlijke gesteldheid noch wreed noch wrevelig is, maar integendeel zachtzinnig, verpligtende en blijmoedig; dan vindt de oplossing van dit bevreemdende alleen in de gewoonte, waaronder zij gebragt zijn, of aan de zware hand der magt, die altoos over hen uitgestrekt is; en hij ontwikkelt dit denkbeeld. - Voorbeelden brengt hij bij van de bedriegerij der Chinesche Kooplieden in hunnen handel met de Europeanen, alsmede van hunne behendigheid om elkander te bedriegen. De Kooplieden zijn er daarom veracht; dan dit heeft zijne uitzonderingen, schoon anderen dan de Kooplieden door slinkschen handel zich ook verachtelijk maken. - Het onderscheid tusschen de Chinezen en Tartaren wordt wel in 't oog gehouden.
Alle deze opgesomde bijzonderheden worden hier wel uiteengezet; zij zijn zoo vele Bijdragen tot eene nadere kennis aan het Chinesche Rijk en deszelfs Inwoneren. |
|