Op deze wijze worden de woorden, vs. 21, gemeenlijk opgevat. Er zijn echter Uitleggers, die meenen, dat zijn verzoek aan Jezus zoude geweest zijn:
‘laat mij toe, daar mijn Vader oud en zwak is, dat ik bij hem blijve, om hem op te passen, zoo lang hij nog leven zal, en wanneer hij gestorven en begraven is, dan zal ik u gezet volgen;’ - en dit meenen zij, omdat de Joden toen althans de gewoonte hadden, om op denzelfden dag, en wel binnen vier uren na het afsterven, hunne dooden te begraven. Zie Hand. V:7-10.
Doch kunnen de woorden dezen zin wel in zich bevatten; kunnen zij dit waarlijk beteekenen? Is het niet beter, om bij de uitdrukkingen van Mattheus en Lucas te blijven? Het is immers mogelijk, dat Jezus zich met zijne discipelen, op dien tijd, kort bij het sterfhuis bevonden heeft? Het is ook mogelijk, dat de man, waarvan hiet gesproken wordt, zijnen Vader ziek of zwak, of wel gezond heeft thuis gelaten, toen hij zich naar Jezus begaf, en dat hij, bij Jezus zijnde, even vóór dat deze, volgens Lucas, tot hem zeide: ‘volg mij,’ de tijding heeft bekomen, dat zijn Vader schielijk gestorven ware. Indien wij dit zoo beschouwen, kunnen wij bij de woorden blijven.
Verzocht die man dan, vóór dat hij Jezus gezet volgde, om eerst zijnen Vader te begraven; Jezus antwoordde hier op, volgens Mattheus en Lucas: ‘laat de dooden hunne dooden begraven.’
Jezus verstaat zeker door de eerste uitdrukking, dooden, menschen, die wel leefden, doch die geestelljk dood waren, op welken de Evangelie-leer geen invloed had, het zij ze die verzuimden, of er, door verharding of verstrooijing, geen ware vrucht van genoten; door de laatsten verstaat hij afgestorvenen, overledenen, dooden in eenen physiken zin. Laat, wil Jezus zeggen, de eersten de laatsten begraven. Dit is eene wijze van spreken, van welke Jezus, Paulus en meer andere Schrijvers, zoo als bekend is, zich bediend hebben.
Dan, was het geen betamelijke kinderpligt, dat deze discipel eerst zijnen Vader begroef, en dan Jezus volgde? Hoe kon Jezus hem dan dit antwoord geven? Deze zwarigheid weg te nemen, is in de voorstelling dezer plaatse mijne voorname bedoeling.
Indien het zeker ware, dat deze discipel een der twaal-