πηλικοις non pertinere ad magnitudinem litterarum, fed ad deformitatem, quod Paulum videri velit imperitum scribendi et tamen non gravatum utcunque totam epistolam sua manu describere.’
Maar dit aan zijne plaats latende, had ik onlangs hierover dezen inval. Zoude de Apostol ook door de ketenen, die hij, als gevangen, veeltijds om de handen droeg, daarin verhinderd geworden zijn, en zich alzoo van het schrijven hebben afgewend? Hij verzond toch verscheidene Brieven uit de gevangenis, in welke schriften hij zelfs veelmalen van ketenen en banden spreekt, verg. Efez. VI:20, Filip. I:16, Kol. IV:18, 2 Tim. I:16, misschien Hebr. X:34. - Ketenen waren hem reeds aangedaan in het jaar 55, zie Hand. XXI:33, volgens de voorspelling van agabus, zie vs. 11. - De regter hand eens gevangens werd bij de Romeinen aan de linker hand eens krijgsknechts vastgeketend: - evenwel het mij waarschijnlijk voor, dat de beide handen toen ook nu en dan gekluisterd wierden, volgens juvenalis:
‘Inde fides arti fonuit si dextera ferro,
Laevaque si longo castrorum in carcere mansit.’
Had dit geval plaats, dan was het eigenhandig schrijven voor zoo iemand niet wel mogelijk; en nog onmogelijker was dit, wanneer handen en voeten in een blok met twee gaten gezet, en daarin vastgesloten wierden; hetgeen paulus en silas in het jaar 49 te Filippi ondervonden hebben: - hierbij kan men nog in aanmerking nemen, dat de wijze, waarop de ouden schreven en brieven maakten, meen omslagtig en moeijelijk was, vooral voor belemmerde en gekluisterde handen.
Of het eindelijk geenen onderscheidenden invloed op onzen stijl maakt, als men zijne brieven aan zekere afschrijvers uit het hoofd voorzegt, dan of men die zelve eigenhandig schrijft, is eene vraag van eenen anderen aard.