Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808

De hertog De Choiseul en Lodewijk de XV.

(Uit de Memoires de M. le Baron de besenval.)

De Hertog de choiseul, op zekeren dag, met den Koning rijdende, vroeg de laatstgemelde dien Staatsdienaar, hoe

[p. 440]

veel hij giste, dat hij voor de Koets, in welke zij zaten, betaald had. Deze antwoordde, ‘dat dezelve zesduizend Livres waardig was; doch dat zijne Majesteit er een Koninklijken prijs voor zou betaald hebben, en hij derhalve den prijs op achtduizend steide.’ - Gij hebt, antwoordde zijne Majesteit, zeer misgerekend; dezelve kost mij, zoo als gij het rijtuig ziet, dertigduizend Livres.

Eenige dagen daarna steide de Staatsdienaar den Koning ernstig voor, deze verkeerdheden in de uitgaven te verbeteren. Hij deed meer; hij bood den Koning aan, die taak op zich te willen nemen, indien deze hem ondersteunde. Mijn waarde Vriend, sprak de Koning, deze prijsafnemingen, deze diefstallen, ten mijnen Hove gepleegd, zijn ontzettend groot; doch het is onmogelijk, dit kwaad te stuiten: al te velen, al te vele Grooten zelfs, hebben er deel in, om ons te vleijen met de hoop der verbeteringe. - Alle de Staatsdienaars, die ik gehad heb, vermden plans om dit kwaad te verhelpen; doch zij hebben dezelve hopeloos moeten laten varen. De Kardinaal fleury had zeer veel vermogen, dewijl hij meester van Frankrijk was; doch hij stierf, zonder een van zijne deswege gevormde plans ten uitvoer gebragt te hebben. Geloof mij, derhalve, en houd u bedaard; veracht eene kwaal, die geene genezing toelaat!