Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1808
(1808)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 655]
| |
wij hier een getal van tweehonderd en vijf onderscheiden berigten, verhalen, of numeros, van Zeldzaamheden ten aanzien van Geest en Ligchaam bij Menschen. Laten wij ter proeve de eerste en laatste Titels met daar aanhoorige Nos. opteekenen. 1. aardëtenden. No. 1. In Egypten. No. 2. In Nieuw Caledonien. No. 3. kahle in Wittenberg. - LXIII. zwemmen. No. 204. Een Engelschman zwemt zes mijlen ver. No. 205. Hamilton zwemt door een Waterval. Titel XXIV. draagt het woord huwelijken ten opschrift. Echter met wat regt deze, schoon zeldzaam en zonderling, tot de Zeldzaamheden van Geest en Ligchaam bij Menschen te brengen zijn, is voor ons wat duister: althans wij bevroeden niet, waarom de Schrijver dan ook geene verhalen omtrent de Vriendschap, of nopens de ongemeene uitwerkselen van dezen en genen Hartstogt in zijnen bundel inlaschte, wanneer hij enkel zich aan het zeldzame vergapen wilde. Even weinig verstaan wij, om welke reden de titels van Hardloopen, Springen, Voltigeren, Koorddansen, en wat dies meer is, zijn achtergelaten, terwijl wij eenen omtrent Zwemmen geplaatst vonden. Maar deze en soortgelijke bedenkingen wegens de volkomenheid en keuze der Verzameling daarlatende, wij stellen hierom vooral luttel waarde op dezelve, dewijl men ons, zonder bijgevoegden Naam des Schrijvers, of Vertalers, en zonder behoorlijke en genoegzame, dikwerf zonder eenige aanwijzing der bronnen, waaruit men puttede, menigte van Zeldzaamheden opdischt, die wij, met uitzondering van meer bekenden, daarom voorzeker niet gelooven kunnen, omdat zij hier gedrukt staan. Dwaasheid ware het voorzeker, de waarheidsliefde van eenen Onbekenden te willen betwisten; wij konden dus schijnen met Don Quichot tegen de molenwieken te willen strijd voeren; doch hij sta ons alleenlijk toe, dat wij, vermits het zeldzame zoo naauw grenst aan het wonderbare en verdichte, eene betere zekerheid wenschen, alvorens wij op zijne berigten het zegel van echtheid drukken mogen. Kortom, zoo iemand, het zij uit enkele nieuwsgierigheid, het zij om zich te vermaken, dit Woordenboekje van Zeldzaamheden in handen neemt, dien moeten wij inzonderheid aanraden om met een schiftend oordeel te lezen. Er is toch in dezen bundel, dat, alomme bekend, door geenerlei gezag behoefde gestaafd te worden, gelijk onder andere het verhaal wegens johannes bockold (of jan van leiden) te Munster, onder den titel Geestdrijverij. Er is wederom, hetgeen men, ter zake van andere gelijksoortige voorbeelden, die zich de ervaren Lezer voor den geest brengt, gereedelijk mag toestemmen, zoo als het verslag wegens den onbrandbaren Spanjaard Faustino chacou, dat federt de proeven der Heeren roger en lyonnet, hier te Lande gedaan, op de anders twijfelachtige getuigenis van eenen ongenoemden Reiziger geloofd kan | |
[pagina 656]
| |
worden, ja ook, na het herhalen van hunne kunst door anderen, bijkans zijne aanspraak op den naam van zeldzaamheid verloren heeft. Er is eindelijk, hetwelk een kundige Vertaler met beter en voldoend gezag had mogen aandringen, gelijk het zeer merkwaardig berigt wegens de zaamgegroeide Hongaarsche Tweelingzusters helena en judith, van welke een vollediger verhaal, dan wij hier aantreffen, uit de Verhandelingen der Koninklijke Londensche Sociereit der Wetenschappen, (Phil. Trans. for 1751, pag. 311) in het beroemde Werk over de Natuurlijke Historie bij houttuin gedrukt, (D. I. St. 1. bl. 149-155) met bijgevoegde Plaat (III), is overgenomen. - Dikwerf daarentegen spiegelt onze Schrijver met de namen van boyle, boerhave, alpin, en andere Geleerden, op welken hij zich beroept, met zulk eene wraakbare losheid nogtans, dat hij of niet, of onnaauwkeurig, de plaatsen aanhale, waar hun getuigenis te lezen staat. Zelfs mangelt het hier te meermalen aan eenig bewijs omtrent die zeldzaamheden, welke met er daad de uiterste grenzen van waarschijnlijkheid overschreden, en daarom op een enkel zeggen niet te gelooven zijn. Wij schorten onder andere hierom almede ons oordeel op wegens zekeren louis coute, wiens ligchaam de ijsselijke zwaarte van bijna 800 ponden zou gewogen hebben. (Zie No. 202.) Want, ten zij men ons aangaande dit gewigt nadere opheldering, of vollediger getuigenis omtrent dien wondermensch (den 15 April 1709 bereids door den Heer guyard te Lens geopend) aanwijze, houden wij het daarvoor, dat de vermaard: eduard bright, die 609 Engelsche, of 557 Amsterdamsche of Parijsche ponden op de schaal bragt, welligt het maximum van menschelijke zwaarte bereikt heeft. (Zie houttuin, als boven, bl. 147.) Na deze aanmerkingen, welke het ons ligt vallen zoude verder uit te breiden, toetse voorts elk Lezer de wezenlijke verdienste van dit Werkje, dat, ware het beter en oordeelkundiger bearbeid, ons niet onwelkom zoude geweest zijn. |
|