zelver eigen aard, zoo ook in onzen tijd, tot de algemeen heerschende ongevoeligheid veel toebrengen, deze verregaande indrukkeloosheid onder de drukkendste oordeelen zich niet wel laat verklaren, worden er nog eenige meer bij ondere redenen bijgevoegd, te weten, het blijven hangen aan tweede oorzaken, zoo als dit vooral thans plaats heeft, de duisterheid, die er in Gods oordeelen ligt, vooral in onze tegenwoordige rampen, de partijgeest, en de gewoonte van zondigen, of beginselen der verharding. - In het tweede stuk onderscheidt de Schrijver de middelen, om van deze verkeerdheid te rug te komen, in regtstreeksche en aanleidende middelen. Tot de eerste soort brengt hij eene ernstige nadenking en gedurige herinnering van de oorzaken en bedoelingen der rampen, waaronder wij zuchten, eene opzettelijke overweging, hoe wij onder Gods oordeelen verkeeren moeten, en wat dus de ware gevoeligheid zij, en toeleg op dadelijke verbetering. De aanleidende middelen zijn, den Godsdienst dierbaar achten en hoogschatten, in alle omstandigheden en ondermaansche wisselingen veel aan God en zijn bestuur denken, de partijschap laten varen, telkens zich erinneren, dat elk voor zichzelven verantwoordelijk is, en eenmaal rekenschap zal moeten geven, en eindelijk zich nimmer aankanten tegen eenige goede maatregelen tot verootmoediging of verbetering. - Hierbij worden dan not eenige drangredenen gevoegd, om deze middelen getrouw te georuiken.
De inrigting der opgegevene vraag, en daarin doorschijnende denkwijs van 't Gezelschap, onder de zinspreuk: Tot vermeerdering van kunde, op Godsdienst gegrond, in aanmerking genomen zijnde, verwondert het ons geenszins, dat deze Verhandeling deszelfs goedkeuring weggedragen, en aan 't voorgestelde oogmerk bij uitnemenheid voldaan heeft. Zij valt toch geheel en al in denzelfden toon, waarop de vraag gestemd is, en zal dan ook gerekend geweest zijn, in dien denktrant, welken 't Gezelschap volgt, geheel volledig en regt geschikt te zijn tot overreding, en zich denkelijk bovendien door meer duidelijkheid en geregelde orde, meer dan andere antwoorden, aangeprezen hebben. Wij wenschen hartelijk, dat 't lofselijk doel van den Schrijver, en van hun, door welken hij zich tot bearbeiding van deze stoffe heeft laten opwekken, gelukkiglijk mo-