ook wel te moede zijn, ofschoon 't begin der voorspelde zware tijden niet verre schijnt af te zijn, en dat begin nog wel door hen zou kunnen beleefd worden.
Wij misgunnen niemand deze wijsheid, of eenige andere goede vrucht van het vlijtig lezen en bestuderen van dit boek, volgens de uitlegging van den Eerw. de haas; maar kunnen er, wat ons aangaat, nog niet zoo mede voort, en houden ons liever aan de duidelijkere voorschriften en teregtwijzingen van andere niet zoo geheimzinnige Bijbelschriften. Soms dachten wij, bij de opmerking van den goeden ernst, waarmede de gemoedelijke Leeraar alles ter neder stelt: is er waarlijk uit de ontdekkingen, in dit boek gedaan, zoo veel gewigtigs voor de Christenen te leeren, ware het dan niet te verwachten geweest, dat de Oneindig-wijze hun daaromtrent klaarder onderrigt, dat aan minder tegenspraak onderworpen is, zou hebben doen toekomen? - Stelt u gerust, gij alle warme beminnaars van 't ware Christendom, die 't even zoo min, als wij, inziet, en, op 't gezag van dezen Leeraar, ook niet kunt aannemen, dat dit Bijbelschrift zoodanig onderwijs bevat voor 't hart! 't Geen u deze Schristverklaarder, omtrent den pligt van waken, bidden en moed houden, daaruit, als nu eerst van onder de dikke omkleedselen, waarvan de wijsheid van dit boek zal omgeven zijn, aan 't licht gebragt, heeft willen leeren, dit alles, en wat voorts ten allen tijde pligtmatig is, kunt gij veel gemakkelijker uit andere Bijbelschriften, door verstandig nadenken, zonder zulke omwegen, leeren.
Wij gelooven niet, dat er omtrent dezen arbeid zoo veel gevaar van nadruk zij, als de Eerw. Schrijver, die alle de Exemplaren eigenhandig onderteekend heeft, door zijne bijgevoegde verklaring van geene andere voor echt te erkennen, schijnt te kennen te geven.