Leermeester, den Heer schumer, te willen halen. Hebbelynck staat dit toe. Na verloop van een half uur keert aalderink met schumer terug; deze laatste onderzoekt, volgens de opgave van hebbelynck, het werk, gedurende het tijdstip van mogelijk nog geene minuut; en het resultaat van dit onderzoek was, dat schumer, in het bijzijn van alle omstanders, tot hebbelynck zeide, dat hij te vroegtijdig gewerkt had, dat hij hem niet konde adsisteeren, maar dat hij zijnen Professor moest laten halen; vertrekkende beide de Vroedkundigen, nadat de Vroedvrouw eene berisping had bekomen, dat zij hebbelynck te vroeg had laten roepen.
Nu verloor hebbelynck op eens al het aanzien en vertrouwen; terwijl de ongelukkige Lijderes niets won dan een onherstelbaren schrik; hare krachten bezweken hoe langs hoe meer, welke hebbelynck door het voorschrijven van een versterkend mixtuur trachtte op te wekken; in één woord, op den 14den Julij, in den avond, bezweek de beklagenswaardige, nadat eene Stads Vroedvrouw tegen hebbelynck gezegd had, dat alles wel schikken zou, dat het eene natuurlijke verlossing was, en dat zij hoop had de Vrouw nog te zullen verlossen. - Het overige gedeelte van dit Verslag bevat onderscheidene aanhalingen van verschillende Vroedkundigen, die de Heer hebbelynck, ter staving zijner gedachten en ter verdediging van zijne gehoudene handelwijze, aanvoert.
Wij gevoelen al het dieptreffende van de uitspraak van den Vroedmeester schumer, die immer ten nadeele van hebbelynck werken moest, en kunnen niet nalaten bij deze gelegenheid onze verontwaardiging over dergelijke handelwijze, in eene zaak van zulk een teederen aard als de Verloskunde, aan den dag te leggen. Wij veroordeelen het gedrag van den Heer schumer (in de onderstelling dat alles naar waarheid is), omdat zijn Ed. zulk een vonnis, al ware het nog zoo gegrond, zoo openlijk heeft uitgesproken; omdat hij zijdelings eenen Hoogleeraar ten toon stelt, waaromtrent wij in 't zekere meenen dat zijn Ed. verkeerd onderrigt is; en eindelijk omdat Hij, dadelijk na zijne uitspraak, de hulpbehoevende Vrouw verliet, zonder of zelf iets te verrigten, of zijnen raad mede te deelen. Dit eischte de stem der menschelijkheid.
Ofschoon wij nu, om de aangevoerde redenen, het