verhaalde, dat een Engelschman, in Rome, verder niets gezien had, dan den Apollo, en daarop weder naar huis gekeerd was, zonder verder een oog op Rome zelve te vestigen, was hij gewoon er bij te voegen: ‘men heeft meer zotten in de wereld gehad.’
Op het fraaije gezegde van zijnen zoon: ‘de ondergang eener wereld is niets belangrijkers, dan het oprijzen eens molshoops,’ antwoordde hij: ‘in de oogen Gods, hebt gij gelijk, maar hij die spreekt of handelt, als ware hij een God, is een dwaas.’
Maar nu 's mans denkbeelden over de opvoeding onzer Dochters: ‘Beschaving! deze bezit een mensch, die in staat is alle zijne pligten te vervullen. De vrouw moet dus, wanneer zij aanspraak maakt op beschaving, eene goede dochter, eene teedere zuster, eene getrouwe gade, eene vrolijke gezellinne voor haren echtgenoot, eene liefhebbende moeder voor hare kinderen, eene goede huisvrouw voor de oeconomie, en eene vriendelijke waardin voor de gasten zijn.’
‘Tot den cursus van een jong vrouwspersoon behoort tegenwoordig Geögraphie. Ik moet het altijd uitschateren, wanneer ik een klein meisje vraag: wat
leert gij, mijn kind? en tot antwoord krijg: Geögraphie. Het is zeker de mode; en dus durft men niet eigenlijk naar het waarom vragen. - Wijl eene vrouw toch iets weten, wijl het verstand gevormd worden moet? - Dat is, als wilde ik eene jonge vrouw in de kunst van sparen onderwijzen, en maakte een begin met de Numismatiek, toonde haar de munten van Athene en Rome, maar leerde haar geenszins de gangbare geldspecien kennen. Zie, het ergert mij in 't geheel niet, dat de meisjes dit alles leeren (want had ik eene dochter, zij leerde dit alles ook;) maar dat zij het leeren om het nimmer te gebruiken! Kijk, zij weten, hoe men sulker maakt, tijst teelt en thee plukt, maar niet hoe men erwten legt, of eene soep kookt. Men berekent haar de inkomsten van den Pruissischen staat, en zij leeren niet hoeveel er tot eene huishouding behoort: zij hooren van zeehandel, van karavanen-wegen, en hebben nooit de fabrijken van hare vaderstad gezien; zij spreken over rafaels kleeding, en kunnen haren vader of haren man geen nachtijapon maken. Kunnen zij nu volkomen een kamisool teekenen, eene sonate trommelen, en honderd woorden Fransch snappen, dan hebben zij eene volkomene opvoeding, die zeker den man, den kinderen, het huisgezin volstrekt geen voordeel aanbrengt, en waardoor noch het verstand eenigzins meer verlicht, noch het hart een weinig warmer geworden is. Maar nu moeten zij nog verder gaan; zij verdiepen zich in eene spitsvindige, buitensporige wijsgeerte, die zij onmo-