Brief van Philadelphus, aan den Opsteller van het Adres, enz. Te Leijden, bij J. van Thoir. In gr. 8vo. 45 Bl.
Een welmeenende Brief, waarin den Opsteller van het te voren door ons aangekondigd Adres aan alle de Synodale Vergaderingen dezer Landen, tot redres van de voorkomende gebreken in de nieuwe Evangelische Gezangen, nog al het een en ander, met vrijmoedige bescheidenneid, wordt onder het oog gebragt, 't geen hem, zoo hij niet te zeer met zichzelven en zijn geschrijf ingenomen is, wel zou kunnen doen verlangen, hetzelve onder zich gehouden te hebben. De Briefschrijver beweert, en staaft dit met redenen, dat hij, misschien even wel zonder opzet, heeft medegewerkt, om onrust en tweedragt, onder de Hervormde Christen-gemeenten, aan te stoken, om vele lofwaardige Leeraars te beleedigen en in verdenking te brengen, en, daardoor, de snoode bedoelingen van het ongeloof, tot groot nadeel van de Hervormde kerk, te begunstigen, terwijl hij zich, met de daad, verzet tegen die ordening, waarvoor hij zoo driftig schijnt te ijveren. 't Komt hem voor, dat de Adresschrijver zijne gevoelens en meeningen niet zeer duidelijk voorgesteld, en deze twee geschilvragen met elkanderen verward heeft, of namelijk de invoering van nieuwe gezangen goed is, en of de in-