zaakt, gering is, en zelden de ingeënten verhindert, hunne gewoone bezigheden waar te neemen. Men heeft dezelve te werk gesteld aan zwangere Vrouwen, aan Kinderen geduurende het tandhaalen, of wel kort naa hunne geboorte, en men heeft altijd opgemerkt, dat zij, in deeze omstandigheden, zeer aanmerkelijke voordeelen bezat boven de (gewoone) inenting, die, hoewel zij gemeenlijk eene slegts geringe ziekte veroorzaakt, zomtijds van ontrustende toevallen gaat verzeld, en ook bij wijlen heillooze gevolgen heeft. De zekerheid der Koepoksinentinge, als behoedmiddel tegen de Kinderziekte, is, indien niet volkomen, althans daaraan zoo na grenzende, dat het niet geoorlofd is, van eene mensc helijke ontdekking grooter volmaaktheid te verwagten. De Maatschappij is in de gelegenheid geweest, zich aangaande den uitslag te verzekeren, welken de Koepoksinenting heeft gehad bij eenige honderden van duizend persoonen, welke deeze kunstbewerking hebben ondergaan. Zij heeft de verzekering bekomen, dat het getal der gevallen, welke kwalijk zijn uitgevallen, zoo gering is, dat men met verwondering zal verneemen, dat, van een gegeeven getal van met de Koepokstoffe ingeente persoonen, het getal minder is, aan wien het met geen goeden uitslag is geschied, dan er gestorvenen geteld worden onder een gelijk getal persoonen, wien de Kinderziekte is ingeënt. Gewoonlijk en in het zeer kleine getal voorbeelden
van Kinderziekte, aan met de Koepokstoffe ingeënte persoonen overgekomen, het zij natuurlijk, het zij door inenting, is de ziekte altijd goedaartiger geweest, en heeft korter dan gewoonlijk geduurd. Alles wijst uit, dat men te onregt heeft gezegd, dat de Koepoksinenting nieuwe, onbekende, monstreuze Ziekten veroorzaakt. Zij, die dit beweeren, hebben geene voldoende gronden voor hun zeggen aangevoerd, en men moet er uit besluiten, dat zij ter kwaader trouwe handelden, of geene kennis van zaaken hadden.
De Koepoksinenting dient om de Kinderziekte in het land te doen ophouden, alwaar zij algemeen wierdt te werk gesteld. Intusschen is het zeker, dat te Londen, heden ten dage, het tiende gedeelte voor het minst der stervenden, door de Kinderziekte wordt weggerukt.
De Maatschappij merkt aan, dat de berigten, welke zij heeft ontvangen, allen niet even gunstig voor de Koepoksinenting zijn; maar dat zij, de ongunstige getuige-