Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver de vlekken en vliezen, dat is, de gedeeltelijke en geheele verduistering der Cornea. Door F. Buchner, Chirurgijn, Oog- en Stads Breukmeester enz. te Amsterdam.Om de behandeling van deze stoffe duidelijker te maken, dan wanneer ik alleen voor bekwame Ontleed- en Natuurkundigen schreef, ook om mij beter te doen verstaan door iedereen, zal ik vooraf iets van het Hoornvlies of de Cornea moeten zeggen. Het hoornvlies, ook doorschijnend hoornvlies genaamd, is een, uit verscheide op elkander geplaatste en door een allerfijnst tusschenweefsel gescheidene platen bestaande, vlies - dit tusschenweefsel heeft natuurlijk zijne eigen af- en aanvoerende vaten, om hetzelve te onderhouden, en deze vaten moeten noodwendig een helder vocht voeren, zoo wel als de vaten, die over de Cornea heen loopen. Deze eenvoudige schets zal ons de ziekte van de Cornea, die wij thans voorhebben te behandelen, beter kunnen leeren kennen. Ik zal dit trachten duidelijker te doen zien. Wat zijn de | |
[pagina 570]
| |
vlekken en verduisteringen der Cornea anders, dan eene uitstorting en stilstand van eenige ziektestoffe, of een vreemd ligchaam in de vaten of het weefsel, soms ook eene plaatselijke beleediging van de platen, die de Cornea formeren, en bijzonder derzelver tusschenweefsel; hieruit volgt dikwijls eene zamenplakking of vereeniging van deze platen op elkander, en dus eene vernietiging van dat weefsel, en daardoor verduistering van een of meer lagen der platen. Dat het zeggen van een uitmuntend man ook hier waar is, ‘de oorzaak of de ziekte zelve wel gekend, is de helft der genezing,’ zal blijken, als men zich voorstelt, dat eene scrophuleuse of venerische stoffe, of etter op of tusschen de bladen der Cornea, als de oorzaak van de vlek erkend zijnde, de behandeling van eenen anderen aard is, dan wanneer dit door eene uitwendige beleediging zich voordoet. Ik zag dikwijls op het gebruik van gepaste inwendige middelen, met en zonder afleidingen op den arm of nek, verduisteringen van dezen aard zonder eenig plaatsmiddel als zigtbaar verdwijnen. Om duidelijk te wezen, zal ik de gebreken, die de verduisteringen der Cornea maken, en daardoor het zien hinderen, opgeven, en dan de onderscheide middelen ter geheele of mogelijke genezing daarvan mededeelen. 1. Wanneer, door eene aderspattige uitzetting der vaten van de Adnata (wit van het oog), het bloed voortgestuwd wordt in de watervaten, die over de Cornea heen gaan, of deze vaten zelve verlengd worden of zich uitbreiden over de Cornea, en in vliezen overgaan, wordt hierdoor geboren het gebrek, dat men onder den naam van Pterygium, of vlerk, heeft doen kennen. Wanneer deze verzameling van vaten zich digt aan den rand der Cornea plaatst, ziet men soms, gelijk ik dit meer dan eens zag, als een dun wit floers tusschen de bladen, mogelijk alleen tusschen de bovenste, hetwelk voortgangen maakt of zich uitbreidt over de geheele oppervlakte, en eene geheele verduistering in het zien veroorzaakt. Dat dit tusschen de bladen dus in het weefsel zit, blijkt, wijl in dit geval de buitenste oppervlakte der Cornea gepolijst blijft. De lijders zien in dit geval met open oogen, gelijk wij, met gesloten oogen voor een helder licht geplaatst, door de oogleden. 2. Wanneer, door Pokstoffe of eenige andere oorzaak, | |
[pagina 571]
| |
een deel van de buitenste bladen des hoornvlies vernietigd is, kan het watervocht naar buiten eene uitzetting maken; welke uitzetting men Staphyloma zou kunnen noemen. 3. Eene verzameling van etter tusschen de bladen der Cornea noemt men Onyx, of abscessus Corneae. 4. Wanneer de bladen der Cornea geheel of ten deele gewond zijn: dit gebrek noemt men wonde (vulnus) van het hoornvlies. En 5. Als er eene vereeniging van het binnenste bekleedsel der oogleden, door eene aangeboren of verkregen oorzaak, op het geheel of een gedeelte der Cornea bestaat, welke, na de beste kunstmatige scheiding, echter over dezelve een vliezig wezen nalaat. Deze vijf soorten zijn de eenige (zoo ik meen) die de geheele of gedeeltelijke verduistering der Cornea door vlekkén veroorzaken. Naar mate van de uitgebreidheid in diepte of omtrek van dezelve, en naar derzelver oorzaken, is de mogelijkheid van geheele of gedeeltelijke herstelling. Bestaat er eene kwaadaardige aderspattige uitbreiding van vaatjes over de geheele Cornea, dan verschilt dit veel van eene ligte, die slechts als een roode draad over dezelve loopt; maar nemen deze vaatjes eene bandachtige of vliezige gedaante aan, dan zullen zij, naar mate zij minder of meerder de uitgebreidheid van het hoornvlies bedekken, een groot beletsel in het zien te wege brengen. In de opgegeven soort van Staphyloma barst soms de Cornea of derzelver overgebleven bladen open, en het oog is dikwijls geheel verloren, of laat eene verduistering na, die geheel of ten deele is te herstellen. Eene verzameling van etter tusschen de bladen van het hoornvlies verschilt naar mate van deszelfs uitgebreidheid, diepte en oorzaak; hiernaar wordt de verduistering grooter, en is ligter of bezwaarlijker te genezen. Een verwonde Cornea verschilt naar de plaats waar, en het werktuig met hetwelk dezelve gewond is; het likteeken toch, dat gemaakt wordt door de snede bij eene wel gedane operatie van de Cataract door uitneming, brengt geen nadeel toe in het zien; alle verwondingen derhalve, die hinder aan het zien nalaten, komen hier alleen in aanmerking. Eene vereeniging van den binnensten wand der oogleden | |
[pagina 572]
| |
met het buitenste van het hoornvlies, uit eene oogöntsteking of kneuzing, of welke oorzaak ook ontstaan, maakt de verduistering grooter naar derzelver uitgebreidheid. Geen voornemen hebbende, over de behandeling dezer gebreken te schrijven, maar enkel over de verduistering, die over de Cornea geheel of ten deele gemaakt wordt, zal ik verder over dezelve mij niet uitlaten - ik zal dus overgaan tot de vlekken en verduisteringen, en derzelver onderscheidene behandeling. Naar mate van de plaatsing, dikte, grootte en oorzaak der vlekken en verduisteringen op de Cornea, is de geheele of gedeeltelijke herstelling minder of meer gemakkelijk en mogelijk. Alle vlekken der Cornea verduisteren het zien niet; de plaatsing derhalve op dat gedeelte derzelve, dat de lichtstralen moet doorlaten, verduistert minder of meer naar derzelver dikte of grootte; desniettemin is het noodig, zelfs die geen nadeel in het zien veroorzaken, indien mogelijk, weg te maken, wijl zij soms over de Cornea meer uitgebreid worden, bij gelegenheid van eene nieuwe oogöntsteking. Van het dunste vliesje of ligtste verduistering, soms naauwelijks te ontdekken, daar de lijder evenwel over het zien als door een floers klaagt, tot de zoo zeer in het oog loopende parelwitte vlek of hoogte op de Cornea; van deze, als een stip gezien, tot eene bedekking over de geheele Cornea, deze allen verschillen naar de oorzaken. Wil men dan geheel of ten deele herstellen, dat is, wil men het zien verbeteren, moet de oorzaak gekend worden, welke de verduistering te weeg bragt, of er aanleiding toe gaf; dit is een rationale of redenmagtige Empirie; en is dezelve niet uit des lijders gestel of omstandigheden te ontdekken, moet men zich tot een of ander hulpmiddel bepalen, 't welk de ervaring ter bestrijding van de naaste of waarschijnlijke oorzaak aan de hand geeft. Wanneer de vaten van het wit van het oog door eene zekere aandoening, als daar zijn een scherpe wind, vreemde ligchamen enz., verwijd worden, bloed ontvangen en doorlaten tegen hunnen aard, worden de bloedbolletjes voortgestuwd in de weivaten, en de wei opgehoopt, hierdoor een witte vlek gemaakt, en wordt dit bloed verder voortgeperst, dan verwandelt deze witte | |
[pagina 573]
| |
vlek in een roode trits van vaten over dezelve; indien deze prikkel ophoudt, wijkt dit bloed; en wordt het afgevoerd door plaatsmiddelen of afleidingen, dan blijven er over, naar de grootte der roode verzameling, enkele strepen of geheele vlekken. Zeer dikwijls wordt deze roode verzameling van vaten genezen door een papje van rooden wijn of wel de moer, en het overblijvende vlekje door de canarijzuiker met tindeelen; helpen deze middelen niet, wordt die roode verzameling hardnekkig en de witte vlek uitgebreid, kan men het een of ander zamentrekkend instrooisel beproeven van de vitriol., alumen enz.; maar kan de lijder dit niet verdragen, moet men dezelve trachten te overwinnen door vernietiging met het mes of de schaar; dit gebrek kan zoo hardnekkig zijn, dat, wanneer men dit niet stout bij herhaling verrigt, alle verdere poging vruchteloos wordt gemaakt; want dikwijls hebben deze vaatjes zulk eene hebbelijkheid verkregen tot nieuwen aanwas, dat men in 2 of 3 dagen alle of andere uitspattingen terug ziet; men moet derhalve, met een haakje of pincet, de grootste dier vaatjes vatten, doorknippen, en is het mogelijk, niet voor den Heelmeester, maar kan het de lijder verdragen, die trits van vaatjes wegpellen; ik spreek hier niets van het werktuig van woolhauze, omdat het mij voorkomt niet zoo zacht te kunnen worden gebezigd als het mes of de schaar, wijl door hetzelve ontsteking moet geboren worden en dus de pijn vermeerderen. Na de gedane ruïne, het zij dan geheele of gedeeltelijke, moet men met brandewijn en water, of een sterk Goulards-water, de bloeding stillen, en den volgenden dag instrooijen of indruipen eenig zamentrekkend middel van de vitriolum of alumen. Is de lijder volbloedig, dan belette men de uitvloeijing niet te schielijk, maar bevordere liever dezelve, of doe hem eene aderlating, en geve hem verkoelende laxeermiddelen, hem brengende onder eene sobere dieet. De oorzaak van dit gebrek is somtijds al te heete vuren, eene brandende zon, als in Oost of West, en het lang gebruik van geestrijke dranken in bloedrijke gestellen. Indien de lijder zich aan deze geneeswijze niet kan of wil onderwerpen, dan is de genezing of wegneming van deze vlek onmogelijk; in tegendeel zij zal toenemen in grootte en dikte, het | |
[pagina 574]
| |
geheele oog bedekken, en dus het geheele gezigt wegnemen. Alle vlekken der Cornea, heb ik gezegd, zijn niet dezelfde; zij verschillen naar hare oorzaak en plaatsing. Zit een vlek op de bovenste oppervlakte of lamel des hoornvlies, dan zal zij ligt wijken, na het wegnemen van de oorzaak der ontsteking, of scherpe tranen door eenig afvagend middel, of het wegnemen der cilia, oogharen, die door eene omgekeerde rigting den oogbol prikkelen, of door in het geval van inwaartskeering des ooglids (entropium) hetzelve door sterke kleefpleisters te verwennen. Want zou het niet de grootste dwaasheid zijn, wanneer men eenig zich vastgehecht hebbend vreemd ligchaam in de Cornea zitten liet, en bedacht was om op de verduistering zelve te werken? Zou het dus geene dwaasheid zijn, etterverzameling tusschen de bladen der Cornea te laten zitten; of kon men hope hebben, om eene verduisterde Cornea, welkers holle zijde door eene nagebleven verdikte etterstoffe bezet was, zonder op deze kwaal te letten, te genezen? Dit niet alleen; er komen vlekken op de Cornea uit eene inwendige oorzaak, die ras genezen door gepaste middelen, zonder iets plaatselijks; zoo ziet men dit zelfs soms door eene afleiding op den arm. Ondertusschen zijn er zeer vele vlekken en verduisteringen, die eene plaatselijke hulp behoeven; en deze hulp verschilt naar mate van de dikte en grootte der verduistering; eene verhoogde vlek, die men wel eens parel noemt, is nimmer te genezen door plaatsmiddelen, zonder dezelve eerst met het mes te verdunnen; dit zelfde is ook waar, als de geheele Cornea met een dik vlies als bedekt is, met andere woorden, als alle de platen der Cornea zonder tusschenscheidsel zijn en één geheel uitmaken. Om dit wel te verstaan, dient men te weten, dat men slechts een zeer klein punt van verdunning noodig heeft om het zien te bewerken; met eene voorzigtige hand en een scherp mes is dit wel te doen, gemakkelijker evenwel als de buitenste lamella alleen, dan wanneer die allen, tot de onderste toe, daar in betrokken zijn; men weet onder de bewerking tot het levende gekomen te zijn (want toch is de staat, waarin de Cornea hier ondersteld wordt, als dood) als zich een weinig bloed vertoont. Wanneer nu deze afsnijding tot het levende gedaan is, moet men dagelijks versch geper- | |
[pagina 575]
| |
ste noten-olie ten minste driemaal daags in het oog doen, tot dat men zijn oogmerk bereikt heeft. Wanneer de geheele Cornea door eene geheel witte platte vlek bezet is, heb ik dikwijls met vrucht het oog des nachts met warme pappen laten stoven, of om de stoffe tusschen de bladen der Cornea te verdunnen, of de verharde bladen te lenigen, wanneer ik 3, 4, en die het verdragen konden 6 reizen elken dag het roode mixtum binnen de vaneenwijking der oogleden deed brengen. De meeste vlekken en verduisteringen der Cornea hebben eene inwendige oorzaak. Eene overgebleve Pok- of Mazelstosfe, Koningszeer en Venusziekte zijn de meeste, althans de voornaamste oorzaken. Eene goede verstandhouding derhalve tusschen den Doctor en den Chirurgijn, zoo de laatste daarvoor alleen, om de eene of andere reden, kan noch mag berekend wezen, is de beste weg om nuttig te zijn bij den lijder. Een kind werd, eenige jaren geleden, voor mijne deur door een ander metselkalk in de oogen gegooid. Vreemd was het voor mij te zien, welke spoedige aandoening deze natte kalk op het hoornvlies had; hetzelve wierd oogenblikkelijk wit. Ik deed niet, gelijk ik dit eens van iemand hoorde in een gelijk geval, die deze stoffe in het oog liet en met de moer van rooden wijn deed pappen, waardoor het ooglid aan het oog vastgroeide; maar ik spoelde hetzelve uit met zoetemelk; de reeds vastgehechte kalkdeelen nam ik zoo veel mogelijk weg, en deed in het oog zoete olie druipen; dit liet ik eenige dagen vervolgen, tot dat ik den kalk, door dezelve verstompt, gemakkelijk uit het oog ontlastte; en ik had het genoegen, dit kind door de noten-olie verder geheel te herstellen. Dit geval en meer van die soort zijn uitzonderingen op dezen regel. De inwendige oorzaak gevonden zijnde, moet men de heerschende stoffe door hare eigen en welbekende specificae bestrijden; het is altoos goed, eene afleiding op den arm er bij te voegen; dikwijls is het noodig, deze te bespoedigen, en er bloedzuigers bij aan het oog te plaatsen; vesicatoria aan de slapen, achter de ooren, ook in den hals, - als men onderstellen mag dat het een gevolg is van eene nog bestaande smetstoffe; maar is het ge- | |
[pagina 576]
| |
brek plaatselijk, dan kan men meest volstaan enkel op de vlek te werkenGa naar voetnoot(*). De plaatselijke hulp, zeide ik zoo even, verschilt naar de grootte en dikte der vlek; behalve het reeds opgegevene, moet ik hier nog bijvoegen, dat zeer vele vlekken kunnen genezen worden, als de lijders gedulds genoeg willen oefenen om de gepaste middelen aanhoudend tot de genezing toe te gebruiken; dus las ik in het Journal de Physique, 1780, dat in groote verduisteringen der Cornea de dikste lamella afgepeld zijnde, waarop reeds het zien ten deele hersteld was, de vlek door het aanhoudend gebruik van noten-olie geheel genezen wierd; dit voorbeeld bewijst dus veel, zeer veel voor de geringere vlekken. Een geheele lijst van middelen zijn daartoe door de Schrijvers opgegeven; ik bediene mij meesttijds alleen van deze olie; slechts weinige lijders kunnen die niet verdragen; in dit geval bedien ik mij van de met rozenwater een of meermaal gewasschen Reuzel of Boter met eene kleine hoeveelheid roode praecipitaat, of de witte suiker in een tinnen vijzel wel sijn gewreven, ook het linim. oculare van St. Yves. Als de vlekken somtijds de zachte middelen weerstreven, voege ik de vitriol. alb., de alumenustum bij het genoemde poeder. Een aanhoudend voortzetten van het gebruik dezer middelen door den Heelmeester zoo wel als den lijder zelven zal eindelijk eene goede uitkomst geven; en als de oorzaak inwendig blijft, pare men daarbij, dit spreekt van zelve, op den duur, inwendige middelen; of laat ik liever zeggen, men trachte zonder ophouden de oorzaak der kwaal door hare eigen middelen te bestrijden; want zoo ergens, hier is het zeker: de oorzaak der kwaal weggenomen zijnde, wijken de gevolgen; de gevolgen ten minste worden dan gemakkelijker. |
|