Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerschrikkelijke uitwerking der dweeperijeGa naar voetnoot(*).In de Stad Dantzig heeft ten allen tijde de Christelijke en menschlievende gewoonte plaats gehad, dat misdadigen, aan wien het doodvonnis uitgevoerd zal worden, ter hunner voorbereiding voor de Eeuwigheid, Geestelijken van hunne gezindheid en ter hunner keuze toegezonden worden, die, dikwijls reeds vier à zes weken vóór de openbare strafoefening, den veroordeelden in de gevangenis bezoeken; zoo ras dit geschiedt, vervangen de Zielverzorgers elkander, en de gevangene is geen uur zonder den bijstand van een Geestelijken. - In het begin det laatstverloopene Eeuw wierd aldaar een moordenaar, schruve genaamd, ter dood gebragt; de pogingen ter zijner voorbereiding wierden met verdubbeling van ijver voortgezet, met dat gelukkig gevolg, dat hij, naar alle menschelijke beoordeeling, een zaligen uitgang uit dit leven had. - De veelvuldige moorden door hem begaan, zij- | |
[pagina 559]
| |
ne voorgaande allerboosaardigste levenswijze, de edelmoedige pogingen der Luthersche Leeraars, tot wier Gemeente hij behoorde, en derzelver gezegende gevolgen, door de geheele Stad en omtrek bekend wordende, maakten de Dweepzucht gaande. Een anderzins deugdzaam en zedelijk goed Burger, doch ongelukkig door de Werken van jacob boheem, of böhm, op het dwaalspoor gebragt, en het hoofd vol mystieke grillen hebbende, stelt zich voor een groot zondaar te zijn, onkundig van het uur zijns doods, die hem onverwacht, en misschien onvoorbereid, konde overkomen, en dus, dacht hij, stond hem eene ongelukkige Eeuwigheid voor de deur; ‘deze arme zondaar, daarentegen, had alle gelegenheid ter voorbereiding gehad,’ enz. Hij nam derhalve het besluit, om zich door het begaan van eene moord in die zelfde gewenschte gelegenheid te stellen. Dit voert hij uit, vermoordt een mensch, en geeft zichzelven bij het Geregt aan. In zijne gevangenis was het al bidden, zingen en gemoedelijke redeneringen met zijne Zielverzorgers; en hij ondergaat zijn doodvonnis met de koelbloedigste bedaardheid, stervende als een welverzekerd Christen. - Dit hielp de overige gemoederen in beweging. Vóór het einde der strafoefening waren er reeds vier dergelijke moorden geschied en om dezelfde reden. Deze moordenaars wierden insgelijks ter dood gebragt; ten straftooneele verschijnende, zongen zij het bekende Lied: Allein Gott in der Höhe sey Ehr! Toen geraakten de overige gemoederen zoodanig aan het hollen, dat geen mensch zijn leven meer zeker was, en zich niemand meer op de straat of openbare plaatsen durfde vertoonen, alzoo die Dweepers allen gevaar trotseerden, en moordden om gevat te worden en een zaligen dood te sterven. Zelfs de Kindermeid van den Presidentschepen wierp het jongste kind in de Motlau, bleef er zoo lang bij tot dat het ver genoeg naar zee gedreven was om niet meer gered te kunnen worden, en gaf zich dadelijk bij het Geregt aan; ‘dit kind had zij gelukkig gemaakt; het had nog geene moedwillige zonden begaan, had dus geene zware verantwoording; zij had den Heere Christus voor hetzelve gebeden; het zou dus zalig zijn, en zij kon nu ook zalig sterven.’ - Deze anderzins zoo volkrijke en drukke Stad wierd een woestijn; de beurs was geheel ledig; alle handel stond stil; de kerken, anders doorgaans opgepropt van toehoorders, wierden op zijn hoogst door leeraar en kerkenraad bezocht; met één woord, het geheele godsdienstige, burgerlijke en mercantiele bestaan dezer ongelukkige Stad scheen geheel ontbonden; tot eindelijk de Magistraat (Dantzig haar eigen regt hebbende) besloot, die moordenaars geen doodstraf meer aan te doen, maar dezelve aan de vilderskar te laten kluisteren, en de vuilnis der straten, goten en riolen, op de marktdagen, door dezelve, onder geleide van do | |
[pagina 560]
| |
vildersknechts, te laten opruimen, die hen, bij het minste verzuim, duchtig moesten afrossen. (Het is bekend, dat, in Duitschland en de overige Noordelijke Landen, de vilder, vilderskar en vilderszweep, het ophalen van krengen en hetledigen van riolen, de alleruiterste infamie is.) En dit had de gewenschte uitwerking: de overige Dweepers, ziende dat zij op die wijze geen zaligen dood meer te wachten hadden, lieten af van hunne onmenschelijke razernije - en allengskens herkreeg de Stad hare gewone levendigheid, en kerk en raadhuis en beurs, en alle neringen en hanteringen, bloeiden als voorheen. |
|