Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZamenvoeging.In het opmaaken onzer Schilderstukken is het niet voldoende, enkel stoffen te zamen te brengen; zulks kan, ten hoogsten genomen, alleen dienen, om eene vrugtbaarheid in vinding aan te duiden; de stoffen moeten zulkerwijze vereenigd worden, dat men eene eenheid in 't geheel bewaare. Men betoont verbeeldingskragt in het voortbrengen der stoffen; dan derzelver schikking vordert gezond oordeel. Te maaken dat | |
[pagina 497]
| |
alle de deelen eens Schilderstuks strekken om slegts ééne aandoening te wege te brengen, vordert de hoogste zorgvuldigheid. Is de vertooning staatlijk, niets daarvan verwijderend mag gedoogd worden; bedoelt men, in tegendeel, het aangenaame, men hebbe alles, wat zulks zou stooren, weg te weeren. De Schilder zo wel als de Dichter heeft deeze les te hooren en te volgen. Met dit alles behoeven wij ons in geenen deele te verwonderen over dat mangel aan onderrigting, op de hoogere paden der kunst, 't welk thans plaats heeft, wanneer wij in aanmerking neemen het gebrek van kundigheid bij de zodanigen, die zich voor leermeesters uitgeeven, en het aantal Tekenboeken. Eenigen houden netheid voor het hoofdvoorwerp; anderen doen den kweekeling staan blijven bij een boom, of geeven, als voorbeelden van kunst, onvolmaakte schetzen na te tekenen: allen vergenoegen zij zich met stukwerk, en leggen zich niet toe om de deelen te vereenigen: terwijl een grootsch denkbeeld te verzinnelijken, het toppunt is, waartoe 's menschen verstand kan opklimmen. Wij zijn gehouden ons te benaarstigen, om den goeden smaak, door alle eerlijke middelen, aan te kweeken: slaagen wij hierin niet, dat men zich dan trooste met het denkbeeld, dat na het verheevene en het groote te staan op zichzelven loflijk is, welke dan ook de uitslag moge weezen. Veelen ontkennen de nuttigheid der kunsten; anderen schrijven 'er slegts eene nuttigheid in 't verschiet aan toe: doch de zodanigen te wederleggen, zou even vrugtlooze arbeid weezen als te betoogen dat het beter is te zien dan blind te zijn, dat gezond verstand dwaasheid overtreft, of het leeven boven den dood te schatten is. Daar wij goeddeels zintuiglijk bestaan, is het geeven van een fijner smaak aan onze zinnen, door middel van weetenschap en kunst, een zeer goed Epicurismus. De beste wijze, om onze denkbeelden te verbeteren en te verheffen, bestaat daarin, dat wij menigwerf de heerlijkste voorwerpen, welke ons de Natuur aanbiedt, beschouwen, en alle gelegenheden aangrijpen om Schilderstukken te zien, die geschiktst zijn om ons grootsche en zuivere denkbeelden in te storten. - Dan wij zullen de heerlijkste voortbrengzels van 's menschen kunst met weinig vrugts gadeslaan, als wij geen hooger wensch gevoelen dan enkel na te volgen: indien de edele geestdrift | |
[pagina 498]
| |
van mededinging in onzen boezem niet opwelle, dan is het zeer te duchten, dat onze aanmerkingen koel en onze poogingen kwijnend zullen weezen. Dat wij dan, om zo te spreeken, met jacob durven worstelen, al ware het met een Engel! Verscheide middelen zijn 'er aan de hand gegeeven om de verbeeldingskragt te onderschraagen. Deeze raadt ons, de breuken in het pleister van oude muuren, - geene, de aderen, door het marmer loopende, te beschouwen; een derde prijst, als het beste, de ruwe ontwerpen aan: doch dit alles heeft weinig te beduiden. Gainsborough wordt gezegd Landschappen gevormd te hebben op tafel, door gebroken steenen, gedroogde planten en stukken glas; en chatelain, met wiens stukken hij hoog liep, tekende zijne rotzen naar brokken kool. - Ellendige behulpzels! Vervoegen wij ons niet bij de Natuur, om 'er onze stoffen uit op te zamelen; verbinden wij ons onderzoek niet met de beste voortbrengzelen der Kunst - wij mogen niet verwagten, dat ons schilderwerk dat van gainsborough zal overtreffen; wel, dat onze rotzen, gelijk die van chatelain, na een koolmijn zullen ruiken! De Hollandsche Schilders hebben, in hunne plaatslijke afbeeldingen, elk voorwerp nagetekend, gelijk het voorkwam, zonder daarin eenige verbetering te brengen. Veelen zijn van begrip, dat zulks daaraan een zeker natuurlijk voorkomen bijzette: dit gaat intusschen niet door, en verraadt geen klein gebrek aan smaak. Deeze dwaaling kleeft desgelijks de Vlaamsche School aan, en straalt zelfs door in de Landschappen van rubens. - De algemeene gesteldheid op Landschaps-schilderijen ontstaat niet enkel uit den trek om iets wel nagevolgd te zien. De Landschappen der Hollandsche Meesteren behaagen uit anderen hoofde, en voornaamlijk omdat ze gemeenzaam zijn voor elks verbeelding; zij vertoonen een vreedzaam leeven, vol genot, overvloed en weltevredenheid; zegeningen, niet aan te treffen in de woelige tooneelen des bedrijfvollen leevens. In de afbeelding van Landschappen staat ons, als een hoofdregel, in acht te neemen, dat wij geene tooneelen van ellende openschuiven, of voorwerpen vertoonen, die wansmaak baaren. Ofschoon tot het vervaardigen van Landtooneelen geene hooge vlugt van denkbeelden gevorderd worde, noch ook eene bovengewoone be- | |
[pagina 499]
| |
kwaamheid in het schikken der deelen, vorderen zij nogthans de grootste oplettenheid in het voltooijen, zuiverheid en kieschheid in het kleuren, eenheid en eenvoudigheid, in 't geheel doorsteekende. Om ze belangrijk te maaken, moeten wij 'er al dien voorraad van kleine bevalligheden, die in onze magt zijn, aan toevoegen. Tooneelen, die op zichzelven geene belangneeming inboemen, moeten zulks verkrijgen van den arbeid des kunstenaars; doch is een voorwerp op zichzelven groot, dan moeten wij het kleeden met al de waardigheid der kunst, gepaard met eene vaste en bezielende behandeling. Het schoone in de Schilderkunst is, even als in de Dicht- en Muzijkkunst, berekend om onze zagtere driften in beweeging te brengen: in gevolge hiervan moet alles, wat hard en stootend is, verworpen of kunstig bedekt worden: dit ontmoet men in claudes beste stukken. - Dan, moet de Schilder sterker beweegingen gaande maaken, dan behooren beelden, gedaanten, kleur, licht en donker daartoe mede te werken; als in de stukken van salvator rosa en eenen van wilson's groote schilderijen. Afgebrokene, hoekige en donkere voorwerpen paaren zich best met het verheevene, gepaard met eene zekere maate van donkerheid en zwaare kleuren. Geweldige gemoedsdriften gaan altoos gepaard met bedrijven, die meer of min iets hoekigs of kantigs vorderen; schoonheid, daarentegen, bemint de zagt golvende lijn der bevalligheid, klaar, licht en met rijkheid van kleuren uitgedrukt. In het eene geval moet alles, zo veel mogelijk, berekend zijn om smertlijke, in het andere om aangenaame aandoeningen te verwekken. Bergen, omhuld met wolken, en voorwerpen als door een nevel gezien, vertoonen zich altoos grootscher, dan wanneer men ze onderscheiden kennelijk beschouwt. Alle aangenaame gewaarwordingen zijn op gemaatigdheid gegrond: eene al te groote hoeveelheid van licht, eene overmaatige sterkte van kleur, of van geluid, verwekt smert. Het is de maatigheid in eeten, drinken en slaapen, ja in alles, dat 'er aangenaamheid aan bijzet. De onmaatigheid van alexander's eerzugt deedt hem traanen storten, omdat 'er geen meer Werelden te overwinnen vielen. - Schriklijk! Zwaare en donkere lugten paaren zich best met het | |
[pagina 500]
| |
groote, terwijl de ligter en dunne zich bij het schoons voegen. Naardemaal de lijnen zeer dienen om beweeging en drift aan te duiden, moeten de wolken in eene ontstelde lugt elkander hoekiger snijden dan aan een bedaarden hemel: want daar een regte lijn rust aanduidt, geeft elke afwijking daarvan beweeging te verstaan: hoe nader, derhalven, de gedaanten, elkander kruissende, aan een regthoek komen, hoe meer gewelds zij aanduiden. Dan men moet in de behandeling daarvan behoedzaamheid gebruiken. De langzaam vloeijende rivier verwekt, door haare regte lijnen, het denkbeeld van rust, in tegenoverstelling van de hortende en stootende van een nederstortenden waterval: de geweldige beweeging des blixemvuurs is altoos met scherpe hoeken. Het is bijkans het zelfde, of het oog, dan het voorwerp, zich beweege: wanneer het gezigt de lijnen beschouwt, stuits in strijdige rigtingen loopende, wekt zulks het denkbeeld op van geweldige beweeging, schoon 't niet de lijnen zijn, die zich beweegen, maar het oog. De gemaklijke slangswijze zich vormende lijnen, een vloeijenden stroom of effen weg verbeeldende, dienen wonderbaar om verschieten op te leveren. Dit zelfde, met voorzigtigheid aangelegd, zal, in het schilderen van wolken, het oog op een afstand verwijderen en het bedrog ondersteunen. Lieden, die geene gelegenheid hebben om zich menigmaal bij uitmuntende Schilderstukken te vervoegen, zullen grootlijks baat vinden in eene goede Prentverzameling; dan men moet ze niet gebruiken om 'er uit te steelen, (dit is verre beneden de waardigheid van een grooten en boven afhanglijkheid verheeven geest) maar om 'er zich in te oefenen, en schilderkundigheden van allerlei aart uit op te doen. Een niet zeer veel beduidend oorspronglijk Schilderstuk is altoos meer waard dan een, zamengelapt uit gestolene brokken. De kunsten zouden onzer najaaginge onwaardig weezen, konden wij daarin gemaklijk een hoog toppunt bereiken. Wij moeten, derhalven, voelen wij ons door zugt om uit te steeken aangespoord, ons den tijd niet laaten ontrooven door vadzigheid: elken dag moet 'er iets gedaan worden, willen wij gelukkig slaagen. Hij, die lust gevoelt om te werken, moet gereed weezen om dit offer toe te brengen: verwaarloozen wij heden de gelegenheid, wij zullen morgen 'er ons minder toe ge- | |
[pagina 501]
| |
neigd voelen, en wij zijn in de volslaagenste onzekerheid, of 'er een tijd zal komen, waarin wij dat zelfde vuur voelen opblaaken. Dat elk, daarom, spaarzaam zij omtrent zijnen tijd, welks duur zo onzeker, en welks verlies onherstelbaar is! In de schikking onzer schilderstoffe hebbe men te vermijden alle geregelde en afgemeetene gedaanten in de voorwerpen, als regthoekige, ronde, of andere geometrische gedaanten. Die geregeldheid, welke de schoonheid van een Gebouw uitmaakt, zou wanstallig in eene Landschaps-schilderij weezen. Indien een lange lijn van den horizont, of van eenig ander voorwerp, in 't oog valt, moet men, verscheidenheidshalve, eenig gedeelte donker laaten, indien men dezelve niet kan afbreeken; in het vervaardigen van wolken vinden wij ons in de gelegenheid om de kragt te vermeerderen, door 'er eene kleine tegenovergestelde rigting in te brengen. Weinige dingen zijn zo onbevallig als verveelende horizontaale lijnen, de eene de andere volgende. Dan, hoe wenschlijk de verscheidenheid ook moge weezen, behooren wij op onze hoede te zijn om geene gemaakte tegenstellingen te vormen: dit uiterste is nog slimmer dan het andere. Wij behooren ook in de zamenstelling zorg te draagen, dat een gedeelte van ons schilderstuk niet te zeer overlaaden zij; maar de deelen als tegen elkander af te weegen: dit past niet alleen op de voorwerpen, maar ook op het chiaro-scuro en het koloriet, om het bontplekkige te voorkomen. Het is geen ongewoone misslag, te veel deelen in eene zamenstelling te hebben: dit moet vermijd worden in stukken van eenen verheeven aart, die eenvoudigheid en weinig bijsieraad vorderen: tot kleinigheden af te daalen, zou de eenvoudige waardigheid, welke zodanige stukken vorderen, wegneemen. De agtergronden in zommige van Sir joshua's Schilderijen zijn in den hoogsten stijl der Landschaps-schilderije. Voorts zal het onze pligt weezen, onszelven, zo veel mogelijk, te ontdoen van vooroordeelen, bij het beschouwen der werken van kunst. Laaten wij ons door partijschap voor éénen Meester inneemen, wij derven het voordeel, 't geen wij van allen behooren te trekken. Dat wij ook, in geenen deele, het gedrag volgen der zodanigen, die oude Schilderstukken beschouwen om derzelver uitmuntenheden te vinden en te bewonderen, en | |
[pagina 502]
| |
de nieuwe alleen om 'er gebreken in te ontdekken en dezelve te veragten! Schilderen bestaat niet, gelijk reeds is opgemerkt, naar zommiger onkundigen veronderstelling, in de kunst om eenvoudig de Natuur na te bootzen: neen, neen; dezelve vordert den bijstand der Rede, en wel van volklonke Rede, om te oordeelen wat voor de Kunst geschikt is; dit maakt het tot eene Kunst: eene beperkte kundigheid zal iemand slegts in staat stellen om een navolger te worden. Nogthans staat aan te merken, dat, indien onze Zamenstelling zich niet verheffe boven 't geen de Natuur in 't algemeen vertoont, dezelve min belangrijk zal weezen dan een onverschillig landtooneel, geschikt om onze plaatslijke kundigheid te vermeerderen. Uit alles, wat wij hebben aangemerkt, volgt, dat onze geest nimmer moet aflaaten van 't geen schoon of groot is na te jaagen. Dat wij, derhalven, door een ingespannen onderzoek, poogen, eene Natuur van ons eigen maakzel, dat ik zo spreeke, te vormen, edeler en waardiger, is het mogelijk, dan die zich onzen oogen biedt; dan zullen wij eene geestdrift gevoelen in ons kunstbestaan en poogen, welke zich niet laat voldoen met eenigen trap van volmaaktheid, dan die, als 't ware, de vrugt is van een scheppend vermogen! |
|