Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensbijzonderheden van Charles James Fox.
| |
[pagina 397]
| |
pende karaktertrek. Hij gebruikte geene omwegen. Openlijk streefde hij na zijne bedoelingen, en bediende zich nooit van list om daarin te slaagen. Weinig voegt zulk een karakter eenen hoveling, en fox konde even weinig zich naar de belemmerende etiquette der hoven schikken, als zijne opregtheid aan de kunstenarijen onderwerpen, welke aldaar worden te werk gesteld. Verscheiden voorvallen, zeer grievende voor den Heere fox, volgden in den jaare 1774 kort op elkander. Zijn Vader overleedt in de maand Julij, zijne Moeder in Augustus, en zijn oudste Broeder, Lord holland, in November. Eindelijk ontging hem de verkiezing tot Lid van het Parlement voor Poole, na welke hij stondt, hoewel hij kort daarnaa voor Malmsbury wierdt verkozen. Onmiddelijk voordat hij zijn post was kwijtgeraakt, hadt hij eene doorwrogte redevoering gedaan, waarin hij een tafereel van het geluk en den roem der natie voor het Parlement hadt opgehangen. Naadat hij tot de Oppositie was overgegaan, voerde hij eene geheel andere taal; de volgende dichtregels van pope wierden op hem toegepast:
Ask men's opinions. Scoto now shall tell,
How trade increases, and world goes well.
Strike off his pension, by the setting sun,
And Britain, if not Europe, is undone.
Waarvan de zin hierop nederkomt: ‘Vraag een loontrekker van het Hof na zijn gevoelen, en hij zal u zeggen, dat de handel bloeit, en alles wel gaat. Ontneem hem zijn jaargeld, en eer het avond wordt, zal het met Britannie, zoo niet met Europa, gedaan zijn.’ De geschillen, welke, zedert het jaar 1774 tot in den jaare 1781, de maatregels der Staatsdienaaren deeden ontstaan, om de Amerikaanen door geweld t'onder te brengen, en de voornaamste Mogendheden van Europa tegen Engeland te wapenen, gaven aanleiding tot de belangrijkste debatten, die ooit het Parlement bezig hielden. Fox, burke, barré en dunning waren de Redenaars der tegenpartij. Thurlow, wedderburne en Lord north spreidden talenten van een anderen aart ten toon, hoewel, misschien, weinig minder in hunne soort. | |
[pagina 398]
| |
In de werkzaamheden van het hoofd eener partij door burke opgekweekt, door hem in den doolhof van staatszaaken ingeleid, verwierf fox al gaande weg eene meer en meer besliste meerderheid, zoo als Redenaar, als Staatsman. Zijne werkzaamheden verzwakten de middelen der Staatsdienaaren. Zij wierden bevreesd; zij deeden hun best, meer om berisping te ontgaan, dan om zich van een goeden uitslag te verzekeren. De Oppositie deedt een gedeelte der misslagen begaan, die zij veroordeelde, en bewerkte de rampen, welke zij zich geliet te betreuren. Veelligt deedt washington niet meer ter daarstellinge van de vrijheid van zijn land, door zijne overwinningen in Amerika, dan de welspreekendheid van fox en zijner vrienden in het Parlement van Engeland. 't Was inzonderheid geduurende deeze zeven jaaren, dat de staatkundige en zedelijke beginzels van den Heere fox eene bestendige houding moesten aanneemen. Van zijnen Vader hadt hij geleerd, dat groote talenten alles doen vergeeven; dat zijn fortuin de vrugt zijner nijverheid in de staatkundige loopbaan zijn moest; dat de heerschende buitenspoorigheden tot eene soort van aanbeveelinge voor den geenen dienen, die voor 't overige blijk van bekwaamheid en naarstigheid vertoont. Van den aanhang van rockingham hadt hij geleerd, dat de aanzienlijke familien der Whigs, wier voorouders het Huis van Hanover op den troon geplaatst hadden, den Koning onder voogdijschap moesten houden, en niet meer dan de schaduw van magt aan hem overlaaten. Junius, franklin, dunning, hume, smith, voltaire en price hadden hem smaak in die wijsbegeerte doen verkrijgen, welke de denkbeeldige volmaaktheid waardeert boven zaaken, die door de ondervinding zijn beweezen voegzaam te zijn. Burke hadt hem geleerd, met den sluier en de sieraaden der verbeeldingskragt de voorschriften van dat praktikaal gezond verstand te bedekken, van welke hij als Staatsman een natuurlijk instinct bezat. Zijne verslaafdheid aan het spel, zijne bedrevenheid in zaaken, zijne verkeering met menschen, die met kabaalen en kuiperijen zich bemoeiden, hadden hem het menschelijk hart naauwkeuriger leeren kennen, zijne driften beter leeren beheerschen, en in zijne eigen bekwaamheden grooter vertrouwen doen stellen; en indien hij daardoor geen kiescher gevoel hadt | |
[pagina 399]
| |
verkreegen aangaande de eere en de zedelijke beginzels, gewisselijk hadt hij zich daardoor eigen gemaakt eene grootere maate van die moedige standvastigheid, die uit de bewustheid van zijne sterkte, en de zekerheid van alle zwaarigheden te zullen te boven komen, geboren wordt. De verbitterdheid van den Heere fox op het Ministerie schrijven veelen toe aan zijnen personeelen haat tegen Lord north. Alle zijne poogingen hadt deeze Staatsdienaar te werk gesteld, om de geldsommen, welke Lord holland bij zijn overlijden onder zich hadt, in 's Lands kas te doen storten, en van de uitvoerders van diens uitersten wille hadt hij reeds tweemaal honderd duizend ponden sterling op rekening ontvangen. In den jaare 1776 deedt de Heer fox eene reize na Frankrijk. De Staatsdienaar hadt gehoopt, dat hij zich aldaar in de vermaaken zou vergeeten; doch hij verscheen welhaast van nieuws in het Huis der Gemeenten, met het voordeel gewapend, welk de kundigheden, die hij in Frankrijk hadt opgedaan, hem tegen het stelzel der Staatsdienaaren gaven; en toen Lord north het Huis verzekerde, dat Engeland van de maatregelen van Frankrijk en Spanje niets hadt te vreezen, hieldt de Heer fox integendeel staande, dat het Huis van bourbon slegts op eene gunstige gelegenheid wagtte om den oorlog te verklaaren, en dat het daaromtrent niet zou in gebreke blijven, indien 'er kwaade tijdingen uit Amerika kwamen. De uitkomst staafde zijne gissing. Hij plagt te zeggen, dat hij tegen geen mensch een personeelen haat voedde, en dat het gevoel van kwaadwilligheid hem volstrekt onbekend was. Zij, die getuigen waren van de bitze en scherpe wijze, op welke hij zich aangaande Lord north uitdrukte, twijfelen, of hij inderdaad omtrent deezen vrij was van kwaadwilligheid. De hevigheid, met welke hij zijne gedagten aangaande zijne tegenstreevers uitte, berokkende hem meer dan éénen twist. De Heer adams, een Schotsch Edelman, die tot nog toe in den geest der Oppositie hadt gestemd, verklaarde, in de zitting van den jaare 1779, aan het Laagerhuis, in een zekeren voorgeslagenen maatregel, voor het Ministerie te zullen stemmen. Deeze verklaating deedt zijne oude vrienden tegen hem misnoegen | |
[pagina 400]
| |
opvatten, en gaf meer vastigheids aan den aanhang van het Ministerie. De Redenaars van het Ministerie beschuldigden de hoofden der tegenpartij, dat zij zelven de oorzaak der openbaare rampen waren, en, onder voorgeeven van het zuiverste patriotisme, zich slegts met hunne bijzondere inzigten onledig hielden. De Heer fox, naa zich tegen deeze aantijgingen te hebben verdeedigd, voegde 'er nevens: ‘Hunne onkunde, hunne zotternij, hunne onbekwaamheid, hunne omkooping, heb ik verdraagen, en ik vergeef hun nog hunne zucht na magt. Hunne onbeschaamdheid en hunne botheid boezemen mij slegts verachting in. Ik begrijp dat zij zich in het geval bevinden van zich in den afgrond te moeten nederwerpen, omdat het terugkeeren onmogelijk is geworden. Ik doe al wat in mijn vermogen is om hunne persoonen te ontzien, uit aanmerking der posten, die zij bekleeden. Maar wanneer ik dit slag van lieden, die de natie in eenen afgrond van schande en rampen hebben gesleept; lieden, die niets anders dan de bijl of den strop verdienen, en die ons de diensten komen vertellen, die zij gedaan hebben, in koelen bloede hoor beweeren, dat alle de rampen, onder welke wij zuchten, geen aanweezen hebben, of dat zij het werk van hun zijn, die 'er over klaagen: dan twijfel ik, of het menschelijk geduld bestand zij tegen zulk eene verzameling van zotheid, kwaadaartigheid, onkunde, hoogmoed en onbezonnenheid.’ Zwaar oordeelde zich de Heer adams door de uitdrukkingen van den Heere fox beleedigd; 's anderendaags ontving deeze van hem het volgende biljet: ‘De Heer adams maakt zijn kompliment aan den Heere fox. Hij neemt de vrijheid, hem onder 't oog te brengen, naa hetgeen gister avond is gebeurd rijpelijk te hebben overwogen, dat hij aan zijnen eigen goeden naam is verschuldigd, het volgende in de nieuwspapieren te doen plaatzen: “Wij zijn gemagtigd, het publiek te verzekeren, dat in een gesprek tusschen de Heeren fox en adams, ter gelegenheid der debatten van verleden Donderdag in het Huis der Gemeenten, de Heer fox verklaard heeft, geen oogmerk gehad te hebben, iets onverpligtends tegen den Heer adams te zeggen.” De Majoor humbertson doet mij de eer, de bren- | |
[pagina 401]
| |
ger te zijn van dit biljet, en zal mij uw antwoord brengen.’ De Heer fox antwoordde als volgt:
‘mijnheer!
Het doet mij leed, niets welvoegelijks te vinden in het plaatzen eener uitlegging van eene aanspraak in de nieuwspapieren, die geene uitlegging noodig heeft. Gij hebt die aanspraak gehoord. Gij moet weeten, dat dezelve geenerlei aanmerking bevatte, die tegen u gerigt was, althans die gij niet voelde verdiend te hebben. Mijne aanspraak is in de openbaare papieren kwalijk overgebragt, en ik logenstraf 't geen onwaar is: ik heb niets meer te zeggen. Het gesprek, bij brookeGa naar voetnoot(*) gehouden, bevat geen geheim, even min als deeze brief, en gij kunt 'er gewag van maaken. Ik ben,’ enz.
Het gevolg dier briefwisselinge was een tweegevegt, 't welk plaats hadt op den acht-en-twintigsten November. De Majoor humbertson verzelde den Heer adams; de Kolonel fitzpatrick was de Sekonde van den Heere fox. Zie hier het verslag dier beide getuigen van deeze ontmoetinge. ‘Volgens afspraak kwamen zij 's morgens ten acht uure ter bestemde plaatze. Naadat de grond tot op eenen afstand van veertien voeten was afgemeeten, verzogt de Heer adams den Heere fox om te schieten; waarop deeze antwoordde: schiet gij eerst: ik heb geen geschil met u. Thans schoot de Heer adams, en kwetste den Heer fox, 't geen wij denken dat de gemelde Heer adams niet bemerkte: want wij zelve waren des niet zeker. De Heer fox schoot vervolgens zonder te raaken. Wij kwamen tusschen beiden, en vraagden den Heere adams, of hij voldaan ware? Zijn antwoord was: “wil de Heer fox verklaaren, geen oogmerk gehad te hebben, mijnen goeden naam te kwetzen?” Waarop de Heer fox tot antwoord gaf, dat het hier de plaats niet was om zich deswegen te zuiveren, en verzogt den Heere adams, het gevegt te vervolgen. De Heer adams schoot | |
[pagina 402]
| |
voor de weede maal, zonder te raaken. De Heer fox deedt zijn tweede schot in de lucht, en zeide, dat, vermits de zaak was afgedaan, hij niet ongenegen was te verklaaren, dat hij even min een oogmerk hadt gehad, den Heer adams te beleedigen, als de beide Heeren, thans aldaar tegenwoordig. De Heer adams hernam hierop, dat hij zich als een man van eer hadt gedraagen. Thans zeide de Heer fox, dat hij dagt gekwetst te zijn. Hij maakte zijn kamizool los, en wij zagen dat hij eene ligte kwetzuur hadt bekomen. De partijen scheidden vaneen, en de wonde van den Heere fox, onderzogt zijnde, bleek niet gevaarlijk te zijn.’ Door dit voorval groeide de gunst van den Heere fox bij het volk. Men vondt een welgevallen in de betoonde dapperheid en edelmoedigheid; en hij ontving bij deeze gelegenheid bezoeken van eene menigte lieden van rang. De vermaarde Historieschrijver gibbon was lid van het Parlement, 't welk in den jaare 1780 ontbonden wierdt. Hoedanig de Heer fox omtrent hem dagt, wierdt door een zonderling geval bekend. Op eene verkooping van boeken vondt men in het Eerste Deel van gibbon's Historie (van den ondergang van het Romeinsche Rijk) eene aanteekening, met de hand van den Heere fox geschreeven, in deeze bewoordingen: ‘Toen Spanje, in den jaare 1779, den oorlog verklaarde, verzekerde de Schrijver van dit boek openlijk bij brooke, dat 'er geen heil voor Engeland was te verwagten, ten zij men zes hoofden in den Staatsraad deedt vallen, en deeze hoofden in het Parlement, anderen ten voorbeelde, openlijk wierden ten toon gesteld. Geene veertien dagen waren 'er zedert verloopen, of deeze Schrijver nam zitting in den Staatsraad.’ Agter deeze aanteekening las men de volgende regels, insgelijks van de hand van den Heere fox.
King George, in a fright
Lest Gibben should write
The story of Britains disgrace,
Thought no means more sure
His pen to secure
Than to give the Historian a place.
| |
[pagina 403]
| |
But his caution is vain.
'T is the curse of his reign
That his projects should never succeed.
Though he write not a line,
Yet a cause of decline
In the author's example we read.
His book wel describes,
How corruption and bribes
Overthrew the great empire of Rome;
And his writings declare
A degen'racy there
Which his conduct exhibits at home.
‘Koning george, bang dat gibbon de historie van Britanje's verval zoude schrijven, vondt geen zekerder middel om zich meester te maaken van zijne pen, dan door den Historieschrijver een ampt te geeven. Doch zijne voorzorge was zonder vrugt. 't Is de vloek zijner regeeringe, dat zijne ontwerpen nooit gelukkig slaagen. Hoewel hij geen regel schrijft, leezen wij, egter, eene oorzaak van verval, in 't voorbeeld des Schrijvers. Duidelijk beschrijft zijn boek, hoe zedenbederf en omkooping het magtig Rijk van Rome ten val bragt; en zijne schriften vertoonen aldaar eene verbastering, waarvan zijn gedrag onder ons een voorbeeld oplevert.’ In den jaare 1787 wierdt de Heer fox tot lid van het Parlement voor Westmunster verkozen. Geen anderen naam gaf men hem nu dan dien van man des volks. Het gerugt zich verspreid hebbende, dat hij, in een tweegevegt, door Lord lincoln, eenen zijner mededingeren in de verkiezing, was gedood, verzamelde zich bij hem eene verbaazende menigte volks. Een snaak, daar voorbijgaande, riep tot de menigte: ‘Weest gerust, Heeren, en gaat ieder na zijn huis. Indien de Heer fox gevallen ware, kunt gij wel begrijpen dat men het geschut van de Tower zou gelost hebben.’ Men bevondt dat hij gelijk hadt, en de menigte ging uit elkander. In den jaare 1781 droeg de Heer burke, voor de tweede maal, zijn algemeen plan van bezuiniginge voor. | |
[pagina 404]
| |
De Heer fox ondersteunde hem, en zij kreegen den bijval van een man, die eerlang de schitterendste rol moest speelen; 't was bij deeze gelegenheid dat william pitt, thans tweeëntwintig jaaren oud, zijne eerste redevoering thans tweeëntwintig jaaren oud, zijne eerste redevoering hieldt, en van zijne talenten de grootste verwagtingen deedt opvatten. 't Was in deeze zitting dat fox voorsloeg, dat het Huis in Committé vergaderde, om den Amerikaanschen oorlog in overweeging te neemen; doch alle middelen, met die van burke, pitt, sheridan en dunning vereenigd, konden deezen voorslag geenen opgang doen maaken. 's Jaars daaraan herhaalde fox zijne aanvallen op het Ministerie; de Oppositie begon zeer geducht te worden, en kort daarnaa was de meerderheid voor het Ministerie zoo gering, dat de Koning zich genoodzaakt vondt, hetzelve te veranderen. De Markgraaf van rockingham was 'er het schijnbaar hoofd van, en de Heer fox, als Sekretaris van Staat, de voornaamste bedrijver. De openingen van vrede aan Holland en Amerika waren de eerste verrigtingen van zijn bestuur. Door het Parlement deedt hij verscheiden bills van hervorminge en bezuiniginge goedkeuren, om welke de stemme van het publiek riep. De Markgraaf van rockingham overleedt den eersten Juli. De Heer fox twijfelde niet, of diens post hem was toegedagt; doch naardien 'er eenige dagen verliepen, zonder dat de Koning hem iets liet weeten, riep hij zijne vermogendste vrienden bijeen, en berigtte hun, dat, indien zij niet de kragtigste middelen te werk stelden om den slag te weeren, Lord shelburne tot eersten Staatsdienaar zou benoemd worden. Men wierdt het eens, dat de Hertog van portland een goede figurant van eersten Staatsdienaar zijn zoude, en de Heer fox kreeg in last, den Koning te beweegen om hem te benoemen; doch toen hij aan het Kabinet van zijne Majesteit kwam, ontmoette hij Lord shelburne, die van daar kwam met de benoeming van eersten Lord der Thesaurie. Fox, in zijn plan ten hoogsten verijdeld, vraagde den Koning of zijne Majesteit het benoemen van den nieuwen Sekretaris van Staat aan hem wel geliefde over te laaten? Dat is reeds geschied, antwoordde de Koning. - Dan denk ik, dat uwe Majesteit mijnen dienst wel zal kunnen missen. - Zekerlijk, Mijnheer, indien gij dien eenigzins lastig vindt. De Heer fox | |
[pagina 405]
| |
maakte eene diepe buiging, en vertrok. 's Anderendaags hadt hij een gehoor, om de Zegels over te leveren. De Heer pitt, die eenen post hadt geweigerd onder het voorgaand Ministerie, wierdt tot Kanzelier van den Exchequer benoemd, en Lord temple verving fox als Sekretaris van Staat voor het Departement van het Noorden. Kort naa zijne verwijdering uit het Ministerie wierdt de Heer fox verliefd op Mejuffrouw robinson, die bij den naam van perdita bekend was. Zij woonde op Berkeley-plein, en haare kamer hadt het uitzigt op het prachtig hotel des Graaven van shelburne. De Heer fox sleet al zijnen tijd bij haar; zijne vrienden zagen hem niet meer. Een van hun, hem toevallig ontmoetende, vraagde hem, waarom hij niet meer bij brooke kwam? Weet gij niet, hernam fox, dat ik mij bij het publiek onder de verpligting heb gelegd, om Lord shelburne's stappen naa te gaan? 't Is hierom dat ik op Berkeley-plein woon. Hij maakte geen geheim van deeze minnarij, en hij reedt dikmaals uit met Mejuffr. robinson in derzelver rijdtuig. George merkte op zekeren dag aan, dat het zekerlijk in zijne hoedanigheid van publiek persoon was, dat hij eene publieke vrouw hadt genomen. Mejuffr. robinson, door haare schuldeischers gedrongen, was genoodzaakt, Engeland te ruimen. Terstond naa haar vertrek begon de Heer fox het met Mejuffr. armstead te houden, eene vrouw van de zelfde soort, doch wier leeven eene merkwaardige bijzonderheid heeft opgeleverd. Zij maakte verbaazende verteeringen, hieldt dubbeld rijdtuig, en hadt zeer veele bedienden. Zij ontving aan haare tafel alle de jonge vrolijke lieden van het hof en uit de stad, en nogtans heeft zij nooit iemant bedorven. De Heer fox, bij zijne wederkomst in het Parlement, in den jaare 1782, zich te zwak bevindende, om alleen tegen het Ministerie op te werken, 't welk dagelijks meer vastigheids verkreeg, nam thans het besluit, zich met den man te verbinden, tegen welken hij, acht jaaren lang, een bitteren oorlog hadt gevoerd. Lord north, welken hij genoemd hadt den nederigen Staatsdienaar der Kroone, den steun der omkoopinge, den patroon der aanneemers, den vader der agioteurs, den slaapenden loots van den Staat, den man, die de rampen, welke hij Engeland hadt berokkend, met zijn bloed | |
[pagina 406]
| |
moest boeten: deeze zelfde Lord north wierdt door den Heer fox aangezogt, en zij onderteekenden te gader een verdrag van vereeniginge. Toen de voorafgaande artikelen van den Vrede met Frankrijk en Spanje aan het Parlement wierden medegedeeld, verwekten zij de hevigste tegenkantingen van de zijde van Lord north, den Heere fox en hunne vrienden. Zoo wel slaagden de poogingen deezer Oppositie, dat zij de meerderheid verkreeg, en als met geweld in het Ministerie kwam, zonder dat zij het vertrouwen des Konings noch dat der Natie bezat. Onder dit nieuw bestuur waren de Heeren fox en Lord north de eerste Sekretarissen van Staat, Lord johan cavendish wierdt Kanzelier van den Exchequer, en de Hertog van portland hoofd der Thesaurie. Zoodra de Heer fox in het Ministerie was gekomen, verkogt hij alle zijne paarden, en haalde de pen door zijnen naam in verscheiden Clubs, van welke hij lid was; doch in de maand October des jaars 1783 hadt hij reeds wederom paarden gekogt, en ging weddenschappen aan bij de wedloopen te Newmarket. Een bode des Konings moest den Minister onder de wedders zoeken, om hem papieren ter hand te stellen, aan welke veelligt het lot van Engeland hing! Veel moeite hadt fox om geduurende deeze zitting van het Parlement staande te blijven. Het laatste gedeelte daarvan deedt hij dienen om den Prinse van wales een vast inkomen (apanage) te bezorgen; dit leide den grond eener vriendschapsverbintenisse tusschen hen, die tot aan den dood van den Heere fox geduurd heeft. In de zitting van het Parlement, 't welk in November des jaars 1783 bijeenkwam, leverde de Heer fox zijne vermaarde bill (ontwerp van wet) in, raakende het Indisch bestuur. Hij beweerde, dat de Indische Maatschappij bankeroet was, en aan eene ergerlijke onderdrukking in haare bezittingen zich hadt schuldig gemaakt. Ter afwendinge der rampen, welke uit zodanig eenen toestand van zaaken ontstaan moesten, deedt de Heer fox den voorslag, om der Maatschappije het hestuur over haare landbezittingen en koopbelangen te ontneemen, om daarmede eene Commissie van acht leden te bekleeden, voor de eerste maal door het Parlement, en vervolgens door den Koning te verkiezen. | |
[pagina 407]
| |
De bijzondere vrienden van den Heere fox waren tot Commissarissen bestemd. Met veel gewelds verzette zich de Heer pitt tegen dit ontwerp. Hij beweerde, dat de schending van de regten van het oktrooi der Maatschappije den weg baande tot de vernietiging van alle andere oktrooien. Hij merkte aan, dat dit ontwerp eene strekking hadt tot het daarstellen van een onafhankelijken invloed der wetgeevende magt, en diensvolgens gevaarlijk was voor de Constitutie. Hij voegde 'er nevens, dat deeze Commissie zou gesteld zijn onder het onmiddelijk bestuur des scheppers van dit ontwerp, die den wensch scheen te hebben opgevat, zich van een altijdduurend opperbewind te verzekeren. De Heer dundas betoogde, dat de zaaken der Maatschappij zich niet in zodanig eenen toestand bevonden, als de Heer fox dezelve hadt voorgedraagen. De Bewindhebbers eischten, dat de raadpleeging over eene bill, die hun met verbeurdverklaaring van hunne bezittingen dreigde, wierdt opgeschort, tot dat hunne misdaaden hun beweezen waren, omdat een vonnis onvermijdelijk wierdt vereischt, voordat zij van hunne posten ontzet wierden, gelijk het ontwerp inhieldt. Het publiek scheen zijne toestemming te geeven aan de bewijzen, welke tegen de voorslagen des Ministers wierden aangevoerd; intusschen ging het ontwerp in het Laagerhuis met eene groote meerderheid door. Doch in het Hoogerhuis wierdt het verworpen. De Koning zelf scheen ongerust te zijn over de gevolgen, welke dusdanig eene bill moest hebben, indien dezelve in eene Wet veranderd ware; en hoewel de Ministers de meerderheid hadden in het Laagerhuis, bedankte hij hen, om hunne posten aan pitt en diens vrienden op te draagen. Fox hervatte zijne rol van hoofd der Oppositie, en wilde die van volksleider (demagoog) daar nevens voegens. In Westmunsterhall verzamelde hij verscheiden maalen t geen hij zijne Constituenten noemde, en hij deedt zijn best om hen tegen het nieuw bestuur op te zetten. In eene dier vergaderingen ondervondt de Heer fox het uitwerkzel eener kwaadwilligheid van een haatelijken aart. Onder de plaats, op welke hij gewoon was te zitten, wierdt een zak gelegd, uit welken een stof voortkwam, dat hem bijkans deedt stikken. Men verzekert, dat het, bij onderzoek van dien zak, bleek, dat dezelve twee zeer sterke vergiften bevatte, Euphorbium en Cap- | |
[pagina 408]
| |
sicum. Vergeefs wierden 'er tweehonderd ponden sterlings uitgeloofd aan den aanbrenger van den daader van dit snood bedrijf. Eenige dagen daarnaa kwam 'er eene Karikatuur in 't licht, verbeeldende den Heer fox niezende. Dit niezen bragt eene wolk voort, bestaande uit de volgende hoofdstoffen: ‘Vergiftigde Coalitie; Indische Bill; schending van de Oktrooien; eerzucht van cromwell; talenten van catilina; getrouwheid van damiens; staatkunde van machiavel.’ Onder het portret las men eenige dichtregels, van welke de zin hierop nederkwam: ‘Overweegende dat zommige schurken, schuldig aan hoogverraad, mij hebben doen niezen, toen ik wilde redeneeren; overweegende dat de inhoud van den zak de natie zou vergeeven hebben, en dat de slag, die eenmaal zonder uitwerking is beproefd, op een anderen tijd met beter gevolg zou kunnen herhaald worden, bezweer ik mijne Constituenten, op hunne hoede te zijn, en voor mij te zorgen.’ Intusschen hadt de Oppositie de meerderheid in het Huis der Gemeenten, terwijl de wensch der natie klaarblijkelijk op de zijde van het Ministerie was. Dikmaals wierdt in het Laagerhuis de voorslag herhaald, dat de Ministers van hunne posten moesten verlaaten worden, als zijnde het ongehoord, dat het bestuur met de minderheid in het Huis der Gemeenten den zelfden weg bewandelde. De Koning, deeze standvastigheid der Oppositie verneemende, en den eigenlijken wensch des volks willende leeren kennen, wierdt te raade, het Parlement te doen uiteengaan. Nooit hadden de woelingen der kuiperije eene werkzaamheid vertoond, bij die te vergelijken, van welke deeze verkiezing een voorbeeld opleverde; de vrouwen in 't bijzonder speelden eene onderscheidende rol. De Hertogin van devonshire, thans in den bloei haarer schoonheid, gaf zich onbegrijpelijk veele moeite; zij ging, zoo als bekend is, zoo verre, dat zij zich liet kussen van eenen slagter, om stemmen voor den Heere fox te winnen. De Koning, vernomen hebbende, dat de Prins van wales zelf zich met de kuiperijen der verkiezinge bemoeide, zondt eenen zijner Kamerheeren, om hem de onvoegzaamheid onder het oog te brengen, dat de Erfgenaam | |
[pagina 409]
| |
van den Troon zich met de verkiezingen daadelijk bemoeide. ‘Heb de goedheid,’ gaf de Prins tot antwoord, ‘zijne Majesteit van mijnen eerbied te verzekeren, en Haar te zeggen, dat het nog veel vreemder is, zijne Majesteit zelve met de verkiezingen zich daadelijk te zien bemoeien; Zij is het, die 'er mij het voorbeeld van gegeeven heeft.’ Omtrent dien tijd verhaalde men verscheiden anekdoten, blijk vertoonende van de hoogloopende drift, welke, bij deeze verkiezing, van wederzijden uitbrak. Opschuddingen en vegterijen tusschen de beide partijen vielen 'er voor op de straaten van Londen. De twee mededingers van den Heere fox, Lord hood en de Ridder cecil wray, deeden lang de verkiezing in twijfel hangen, en de Heer fox won het van den laatsten met zeer weinige stemmen. Men verhaalt een trek van eenen Arts, die 't met het Ministerie hieldt, uitwijzende, dat, om doel te treffen, van wederzijden geenerlei middel wierdt gespaard. Deeze Arts hadt eenen zieke, een eerlijk' timmerman, wiens vrouw een driftig bewonderaar van den Heere fox was. Verscheiden maalen betuigde zij aan den Geneesheer haaren spijt, dat haar man te ziek was om ten voordeele van den man des volks te gaan stemmen. 's Daags voordat de stemmen zouden worden opgenomen, vondt de Arts zijnen lijder aangekleed en gereed om uit te gaan. ‘Wat beteekent dit?’ riep hij: ‘gij staat op zonder mijn verlof?’ - ‘Mijnheer,’ zeide de zieke, met eene flaauwe stem, ‘van de gelegenheid dat mijne vrouw is uitgegaan heb ik mij bediend, om mij door mijnen oppasser te doen aankleeden. Ik heb begeerte om mijne stem voor de verkiezing te geeven.’ - ‘Mijn vriend, ik kan 'er u geene vrijheid toe geeven; 't is onmogelijk; ik kan niet!’ - ‘Mijnheer, ik zal een rijdtuig neemen.’ - Onmogelijk! ‘gij zult het besterven. Gaa wederom in uw bed, want gij zult koude vatten.’ - ‘Het doet mij groot leed, mijne stem voor dien braaven Ridder wray niet te kunnen geeven.’ - ‘Wat zegt gij daar? Laat mij uw pols eens voelen. Trek hem zijne kouzen niet uit .... Heeft hij gister avond zijne pillen ingenomen?’ - ‘Ja, Mijnheer; maar zij hebben mij veel pijn gedaan.’ - ‘Dat bewijst niets; die uitwerking moesten zij doen .... De pols is niet kwaad. Hoe heeft hij geslaapen?’ - | |
[pagina 410]
| |
‘Tegen den morgen heeft hij een weinig gesluimerd.’ - ‘Dat is goed. Indien hij omtrent deeze verkiezing ongerust zij, moet men hem zijnen zin laaten doen. Zomtijds doen die dingen goed. Het weer is vrij goed; en zie hier wat wij doen zullen: ik zal hem in mijn rijdtuig neemen.’ - De arme man ging indedaad zijne stem geeven, en stierf twee uuren naadat hij van zijnen vriend den Arts gegaan was! In den jaare 1793 spanden alle de leden van de Club der Whigs te zamen tot eene voorbeeldelooze daad van edelmoedigheid omtrent den Heere fox. Naa onnoemelijke sommen met speelen te hebben gewonnen, hadt hij in korten tijd wederom al wat hij bezat verloren. Zijne vrienden, getuigen van zijnen nood, beslooten hem te helpen. Zij hielden eene vergadering in de herberg de Kroon en het Anker. De Heer francis gaf opening van het oogmerk der zamenkomste. Men was het onderling eens, dat indien de Heer fox, in plaats van zijne verbaazende talenten aan den dienst van zijn Vaderland te wijden, zijn best hadt gedaan om zijn fortuin te maaken en zijne eerzucht te verzadigen, hij waarschijnlijk schatten zoude verzameld hebben, evenredig aan den naam, welken hij gemaakt hadt. Bekend is het, dat hij zijn fortuin niet gemaakt heeft, en alwie onbekrompen dagt, moest wenschen, den Heer fox geplaatst te zien in eenen stand, even onafhankelijk als zijn geest. 'Er wierden eenige persoonen benoemd, die de uitvoering zouden bezorgen. Naa verloop van zes dagen riepen de gelastigden de vergadering bijeen, en deelden het antwoord van den Heere fox mede, naadat hem van het ontwerp stellige kennis was gegeeven.
St. Ann's Hill, 6 Junij 1793.
‘mijn waarde heer!
Ligtelijk zult gij gelooven, dat het geene bloote welleevendheid is, wanneer ik u verzeker, dat ik niet weet hoe ik zal uitdrukken wat ik gevoele omtrent hetgeen 'er gaande is, en 't welk gij de goedheid hebt gehad mij te berigten. Wanneer men verlegen is omtrent het te houden gedrag, onderzoekt men gemeenlijk, wat anderen in | |
[pagina 411]
| |
dergelijk een geval gedaan hebben; maar ik heb dit hulpmiddel niet: want 'er is zulk een voorbeeld niet voorhanden. Ten zelfden tijde zodanig eene getuigenis aan de belangeloosheid mijns leevens en eene zoo aanzienlijke belooning te ontvangen, is een geluk, 't welk voor mij alleen gespaard was. In mijnen toestand ware het eene belachelijke gemaaktheid, niet te erkennen, dat, 't geen men heeft gedaan, voor mij van het grootste belang is. Doch 't geen ik met waarheid kan zeggen, is, dat, hoedanig ook het fortuin mij mogt gediend hebben, mijn hart nimmer zoo volkomen voldaan zoude geweest zijn, als het over het beraamde ontwerp is. Met eene leevendige erkentenis aanvaarde ik dit bewijs van de goedheid van het publiek; en indien ik nieuwe drangredenen behoefde om in mijne beginzels en in een onafhankelijk en eerlijk gedrag te volharden, zoude ik dezelve hier vinden: want het is mijn gedrag en het zijn mijne grondbeginzels, aan welke ik dit betoon der algemeene goedkeuringe ben verschuldigd, even als alle de overige, welke ik heb ondervonden,’ enz. De Inschrijving bragt een kapitaal op, groot genoeg om den heere fox eene jaarrente van drieduizend ponden sterlings te bezorgen; terwijl 'er tevens middelen wierden beraamd, om hem in de onmogelijkheid te stellen van de hoofdsomme ooit te kunnen verliezen of verspillen. |
|