Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 382]
| |
Merkwaardige bijzonderheden en algemeene aanmerkingen aangaande de Russische krijgsgevangenen.(Uit het Fransch.)
De volgende aanmerkingen omtrent de Russische Krijgsgevangenen, die, in de jongste herhaalde Veldslagen, den Franschen in zoo een aanmerkelijk getal zijn in handen gevallen, achten wij, veelen onzer Leezeren niet onaangenaam te zullen weezen. Zij zijn ontleend uit eene Memorie van den Heere rouzet, Officier bij de Genie te Limoges. Met het opzigt over de Russische Krijgsgevangenen belast, heeft hij derzelver zeden en gewoonten naauwkeurig opgemerkt, en hen dikmaals ondervraagd. Zijne aanmerkingen stennen op daadzaaken, welke hij verzameld heeft, en waarvan hij ooggetuige geweest is: zij hebben hem den weg gebaand tot algemeene gevolgtrekkingen raakende de Natie, tot welke deeze gevangenen behooren. Lichaamsgesteldheid. - In 't algemeen zijn de Russen van middelmaatige grootte, hebben opene en zelfs gelukkige gelaatstrekken, en, 't geen zich niet ligt laat begrijpen, zij zijn meestal zwart of bruin. Hunne huid is bruin en dik; de geleden zijn vleeschig en niet zeer nerveus; de gang is zwaar: hun geheel uitwendig lomp voorkomen schijnt sterkte aan te kondigen; ook zijn zij over 't geheel genomen sterk, maar vlug noch leevendig. Van tijd tot tijd ontmoet men onder hen meer stoute lieden, maar zonder vlugheid; weinige van die schoone gestalten, in welke de regelmaatigheid der trekken bekoort. Hunne oogen zijn zonder uitdrukking, zonder vuur. Allen hebben vrij schoone tanden, korte handen, dikke en breede voeten, een korten hals, eene doffe en onaangenaam luidende stem, doch minder hard en gemaklijker dan het Hoogduitsch. Lang heeft de Heer rouzet gemeend, dat deeze zoo goed als volkomene eenpaarigheid van lichaamsgestalte, en die buiten de wetten der schoone Natuur is, een gevolg was van de vermoeijenis, de ellende en van den harden toestand des Russischen soldaats; doch naa eene aandagtige beschouwing van jonge onderdaanen, edelen en vermogende luiden, kadetten en die nog niet lang soldaat waren geweest, heeft hij dezelfde natuurlijke lichaamsgesteldheid gevonden; hieruit meent hij geregtigd te zijn te besluiten, dat het 'er verre af is, dat de Russen die bevallige gestalte, die losheid bezitten, welke men bij Volken onder gemaatigder luchtstreeken aantreft. Zeden. - De Russen uit dit oogpunt beschouwende, vindt | |
[pagina 383]
| |
men het geene gemaklijke taak, naauwkeurig en met waarheid alle de verscheidenheden te ontwikkelen, welke men in de zeden van dit Volk aantreft. Nogtans zijn 'er punten van zeer treffende gelijkvormigheid. De waarneeming van godsdienstige plegtigheden, eene ongeregelde drift tot sterke dranken, en ingenomenheid met de magt van hun Land: omtrent deeze stukken zijn het de Russen onderling eens, doch verschillen voor 't overige in de bijzondere manieren van hun dagelijksch leeven. Sommigen zijn morzig en arbeidzaam; anderen slap en lui; veelen zijn bij uitsteekendheid zindelijk op zekere feestdagen, terwijl de zelfde lieden op andere tijden zich in het slijk wentelen, alleenlijk gekleed en bedekt met de geliefde ChinelleGa naar voetnoot(*). Hunne mutzen en schakos dienen hun voor zakken, en zij steeken daarin bijeen den tabak, de fruiten, het papier, het geld, en in 't algemeen alwat zij bezitten. Zij houden niet van aanhoudenden arbeid, zwaar of niet, en verkiezen altijd een zwaaren en korten dienst boven ligt en gestadig werk. Het belang, die kragtlge drijfveer der menschelijke daaden, werkt niet aanhoudend op deeze vernederde en verstompte zielen. Veelen heeft men 'er gezien, in aanzienlijke huizen zeer voordeelig geplaatst, alwaar van hun niet dan ligt werk, en wel bij afwisseling, gevergd wierdt, die 'er niet langer dan eene maand of twee bleeven, en dan dezelve verlieten om in de Kazernen te lanterfanten of te slaapen, of wel op eene liederlijke wijze het geld verspilden, welk zij verdiend hadden, zonder, door bezuinigde uitgave, voor toekomende behoeften gezorgd te hebben. Zij zijn ondankbaar, immers onverschillig voor weldaaden en gunstbewijzen; en, even als de Afrikaansche slaaven, hebben zij ontzag, achting noch vreeze dan voor de zodanigen, die hen hard of met eene regtmaatige en beredeneerde strengheid behandelen. Zonder een uitgebreid oordeel der onderscheidinge, bezitten zij nogtans een tamelijk fijn gevoel, om op te merken en op den regten prijs te schatten alwat voor en tegen hen wordt gedaan, en het daarmede bedoelde oogmerk; zij raaden het, daarvan de gevolgen berekenende, en treffen zeer dikmaals het waare. Zij verzamelen zich, in die gevallen, in sluipvergaderingen; de kundigste opent de vergadering; elk deelt aan de vergadering zijn gevoelen mede, en uit deezen bondel van flaauwe straalen komt zomtijds een vonk van gezond verstand voort, welke verbaast en verrukt. Zij zijn lui en zeer hard op zichzelven; zij zijn niet gesteld | |
[pagina 384]
| |
op de geneugten, die het vermaak van den beschaafden mensch uitmaaken; diep slaapen zij op den harden grond, en verkiezen zelfs de opene lucht en den grond van eenen tuin boven de verschuiling in de Kazernen, boven de stroozakken, die zij in hunne kamertjes hebben; zonder aanzien van saisoen of weder, omrollen zij zich in hunne Chinellen, of in hunnen deken, en slaapen aldus acht, tien en zelfs zestien uuren agtereen. Eigene of anderer smarten en berooidheid treffen hen niet; ten deezen opzigte zijn zij stomp ongevoelig. Duizend voorbeelden, het een treffender dan het ander, zouden ten bewijze kunnen worden aangevoerd. Met het volgende zullen wij ons vergenoegen. Op den 20 April deezes jaars kwamen twee dronkene Russen in de Kazernen te Limoges; de minst beschonkene ondersteunde, naar gewoonte, den anderen. Gekomen zijnde boven aan den trap aan het einde van de straat Haute-Vienne, struikelt de eene en valt op de eerste trede; zijn kameraad, zich niet in staat bevindende om hem op de been te helpen, vat hem bij de beenen en trekt hem agter zich den trap af; het hoofd, welk het agterste gedeelte van dit vreemd rijdtuig uitmaakte, stoot in het nederdaalen geweldig op elke trede; op de tiende trede verandert de man, die hem trekt, van maatregel, legt hem in de lengte langs den trap, en doet hem met eenen stoot na beneden rollen. De ellendige, geheel gekneusd, geheel verbrijzeld, wierdt na het hospitaal gebragt, alwaar hij 's anderendaags overleedt. Het Kaartspel is een hunner geliefde vermaaken; indien zij vrijheid hadden, zouden zij gaarne nacht en dag daarin doorbrengen; en, ondanks het verbod en een naauwkeurig waaken daar tegen, speelen zij overal, en offeren koelbloedig hunne soldij, hunnen slaap, en dikmaals hun brood daaraan op.
(Het vervolg hiernaa.) |
|