Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807

[p. 347]

Brief van den heere J. de heer Jun^r., te Dordrecht, aan de schrijvers der Vaderlandsche Letteroeffeningen.

Mijn Heeren!

Ofschoon ik het navolgend geval, reeds door middel van de Dordrechtsche en Haarlemsche Couranten, waereldkundig heb gemaakt, zoo oordeel ik hetzelve nogthans te belangrijk voor de Genees- en Heelkunde, dan dat ik niet een middel zou zoeken, om daarvan, in een meer blijvend Tijdschrift, een eenigzins nauwkeuriger bericht te geven. - Hiertoe nu is mij Uw geacht Maandwerk geschikt voorgekomen, en ik twijffel dus niet, of Gijlieden zult, ook ten algemeenen nutte, dit mijn bericht wel in hetzelve willen plaatsen.

Nu circa drie jaaren geleeden, en wel in den zomer of het najaar van den jaare 1804, ontdekte zich aan de rechter borst van mijne Huisvrouw een gezwel, hetwelk van tijd tot tijd grooter, en ook naar die mate pijnlijker wierd, en hetgeen, door onderscheidene zeer ervaren en kundige Geneesheeren en Heelmeesters, zoo te Amsterdam, als hier en elders, onderzogt, eenparig wierd verklaard, de Kanker te zijn.

Ware men bedagt geweest, hierover in tijds te consuleeren, dan zou hetzelve, apparentelijk, in den aanvang, door amputatie, of kunstbewerking van dien aard, wel te geneezen zijn geweest; dan, gelijk het in dusdanige gevallen veelal gaat, het kwaad was, ten tijde van dit onderzoek, reeds zodanig verergerd, en nam dagelijks zodanig toe, dat in den zomer en het najaar van den jaare 1805, door alle die Geneesheeren en Heelmeesters, welke ik daarover consuleerde, wierd gedeclareerd, dat ten deezen geene kunstbewerking hoegenaamd van eenig gewenscht gevolg kon zijn, en dat voor het overige (gelijk dit ook algemeen bekend en aangenomen was) geen middel of remedie tegen den Kanker voorhanden was, zodanig, dat dusdanig accident algemeen, bij de

[p. 348]

Genees- en Heelkundigen, voor ongeneeslijk wierd gehouden; en zo wierd dan, als 't ware, door allen het vonnis des doods over mijne Huisvrouw uitgesprooken, en ik leefde in het akelig vooruitzicht, van haar misschien spoedig, en althans naar het oordeel van allen, zeker aan dit verschriklijk accident te zullen verliezen; terwijl zij zelve, haar toestand bezeffende, en voor het overige in den besten staat van gezondheid, niet anders leefde, dan in de zekere verwagting van, misschien binnen korten tijd, als een voorwerp van de beklagenswaardigste ellende te moeten sterven.

Dan, in deezen radeloozen toestand, wierd ik onderricht, dat de Medicinae Doctor, de Heer f.h. katzenberger, woonende te Warendorff, in het Munstersche, tot verbazing van allen, aan wien zulks bekend was, het middel had gevonden, ter geneezing van den Kanker, ook dan wanneer dezelve niet meer door amputatie, of kunstbewerking van dien aard, te geneezen mogt zijn, en dat dit middel door hem aan onderscheidene Lijders, welke zich aan zijne zorg hadden overgegeven, met het beste succes was geappliceerd.

Na dat ik mij nader omtrend deezen Geneesheer had doen inlichten, en ten aanzien zijner kundigheden de meest voldoende informatien bekoomen, begaf ik mij in de maand December 1805 met mijne Huisvrouw derwaards, en kreeg, al spoedig, na dat hij het accident had geëxamineerd, van hem het troostend bericht, ‘dat hij de geneezing van dit gezwel, schoon bij hem mede, even als bij alle andere deskundigen, voor den Kanker, en wel van het kwaadaardigste zoort, gehouden wordende, geenzins hopeloos stelde, maar dat hij vertrouwde daarin te zullen reusseeren, hoe zeer de wonde open, en over het geheel de staat derzelve reeds van dien aard was, dat ook hij instemde, dat ten deezen geene amputatie, of kunstbewerking van dien aard, konde bewerkstelligd worden.’

Ik zogt alzo ter woonplaatse van deezen Geneesheer een geschikt verblijf voor mijne Huisvrouw, en zij gaf zich aan zijne geneeskundige voorschriften over, met dat gevolg, dat wij al spoedig van zijne zijde meer en meer hoop erlangden, en met dien allergelukkigsten uitslag, dat mijne Huisvrouw, na die voorschriften circa vijftien maanden gevolgd te hebben, nu een maand

[p. 349]

geleeden, compleet en radicaal van den open Kanker geneezen, met mij alhier is geretourneerd, zonder eenig verder hinder of letzel van dit accident te hebben overgehouden, zodanig dat die zelfde ervaren Genees- en Heelkundigen alhier, welke bevorens hadden gedeclareerd geen middel hoegenaamd ter harer redding bekend te zijn, thans edelmoedig erkennen, dat zij volkoomen geneezen is, en dat zij de verdiensten van den voorn. Heere katzenberger, welke boven hunner aller ondervinding in dit opzicht verheeven zijn, naar waarde bewonderen.

Het is mijne zaak niet, de wijze van geneezing in deezen, in derzelver aanvang en voortgang, te openbaren; de berichten, welke ik daarvan mogt kunnen geven, zouden, daar de Geneeskunde mijn vak niet is, zeer onvolkomen zijn, en de middelen zeker zijn mij onbekend.

Ik geef dus alleen daadzaken op, voor welker waarheid ik kan instaan, terwijl ik vermeene, dat deeze van dat belang zijn, dat zij elks aandagt zo wel, als het bijzonder onderzoek van elk Geneesheer, verdienen, - en ik eindige deezen, met ook hier mijne opentlijke en hartgrondige dankbetuigingen te vernieuwen voor de zorg, door meergemelden zoo ervaren Geneesheer, ten aanzien mijner Huisvrouw, (die voorzeker, met de hulp van het goedertieren Opperweezen, aan hem het behoud van haar leven te danken heeft) zoo gelukkig aangewend; terwijl ik voorts de eer heb, mij met consideratie te noemen

Mijn Heeren!

Uw Wel Ed. zeer bereidwill. Dienaar,

j. de heer jun^r.

Dordrecht

den 15 Junij 1807.