Trekken van valsch vernuft.
Zeker iemant, van een honderdjaarigen grijsaart, als een vreemd verschijnzel, hoorende spreeken, zeide met nadruk: ‘Eene verwonderlijke zaak, voorwaar! Indien mijn grootvader nog leefde, zoude hij honderd en tien jaaren oud zijn.’
Een ander gevraagd zijnde, hoe oud zijn broeder was, die op hem in jaaren volgde: ‘Naa verloop van twee jaaren zullen mijn broeder en ik even oud zijn.’
Een koopman, die voor vijf stuivers verkogt, 't geen hij voor zes stuivers inkogt, zeide ‘dat het van de menigte moest komen.’
Een hoveling, wien lodewijk de XIV vraagde, wanneer zijne vrouw zou bevallen, gaf tot antwoord: ‘Wanneer het uwe Majesteit zal believen.’
Zeker man, een schip zoo diep gelaaden ziende, dat de boorden gelijk waters waren, zeide: ‘Indien de rivier nog wat hooger rijst, zal dit schip moeten zinken.’
Zeker iemant, die eene Eklips op het Observatorium wilde gaan zien, en wien men zeide dat hij te laat zoude komen, gaf tot antwoord: ‘De Heer de cassini is mijn vriend, en hij zal mijnenthalven wel van nieuws willen beginnen; daarenboven geloof ik niet dat men met de Eklips zal beginnen, voordat de Koning gekomen is.’
Iemant zeide: ‘Ik heb 'er op gevloekt, niet in 't water te zullen komen, voordat ik heb leeren zwemmen.’
Een ander, hoorende dat racine zich te Port Royal hadt doen begraaven, riep: ‘Bij zijn leeven zoude hij dat nooit gedaan hebben.’