Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 326]
| |
Aanmerkingen, wegens een middel, in het voormaalig Maçonnais in gebruik, ter voorkominge van hagel, en om onweders te verdrijven. Door den Heer Leschevin, Hoofd-kommissaris van de Buspoeder- en Salpeterfabriek te Dyon.Vijf-en-twintig jaaren is het geleeden, sints het denkbeeld van de nadeelen, veroorzaakt door onweders, met hagel verzeld, eenige lieden van kunde en vrienden van het menschdom op den inval bragt, om op middelen bedagt te zijn, bekwaam ter voorkominge van die vernielende ramp. De Heer guenaut de montbeillard, buffon's vermaarde helper, door de waarneeming, dat de hagel alleen ontstaat naa hevige dondervlaagen, op de onderstelling gebragt zijnde, dat de bliksem tot deszelfs wording veel bijdraagt, deedt, in den jaare 1776, den voorslag tot het oprigten van een groot getal Geleiders, die, de Elektrieke stoffe tot zich trekkende, de uitbarsting des bliksems zouden voorkomen, en diensvolgens het ontstaan van den hagel. Zijne Memorie, in den vorm eenes briefs aan den Heere guyton de morveau, wierdt geleezen in de Akademie van Dyon, en ingelascht in het een-en-twintigste Deel van het Journal de Physique. Ter schraaginge van zijn gevoelen over de oorzaaken des hagels, beroept zich de Heer de montbeillard op de waarneemingen der doorluchtigste natuurkundigen, en stelt natuur- en huishoudkundige middelen ter voorkominge voor. Deeze omstandigheid bewoog den Heer guyton de morveau, die nooit eene gelegenheid om nuttig te zijn verzuimde, om het gevoelen wegens het ontstaan dier verhevelinge te onderzoeken. Hij ondersteunde de menschlievende oogmerken zijner landgenooten, door het ontvouwen van die Theorie, in eene schoone Memorie, uitgegeeven in het Journal de Physique voor Januarij 1777, onder den titel van Brief van den Heere de morveau aan den Heere de montbeillard, over den invloed der Elektricke vloeistoffe op het ontstaan des hagels. De Heer buissart, lid der Akademie van Arras, die van het Werk des Heeren de montbeillard in 't geheel geene kennis droeg, las, eenige jaaren daarnaa, aan de Societeit eene Memorie voor, over de onderscheidene voordeelen, welke van eene groote menigte Elektrieke Geleiders zouden kunnen ontleend worden. Men vindt die Memorie in het een-en-twintigste Deel diens zelfden JournaalsGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 327]
| |
Hoewel deeze onderscheidene opstellen de aandagt van het openbaar bestuur en van vermogende landbezitters zich hadden doen bepaalen bij een onderwerp van zoo veel aangelegenheids, en sedert het eerste waereldkundig worden der denkbeelden des Heeren guenaut de montbeillard, guyton de morveau en buissart, tallooze rampen, door den hagel in verscheiden oorden van Frankrijk veroorzaakt, de groote nuttigheid betoogd hadden van de voorgeslagene maatregelen, of van andere, die gebleeken waren meer kragtdaadig te zijn, of ligter te kunnen volvoerd worden, was het, egter, niet bekend, dat meer dan één landbezitter pooging deedt, om eenig middel, ter afwendinge van deezen geessel, in praktijd te brengen. In eene belangrijke Memorie, omtrent het midden van het jaar 1803, bij de Akademie van Dyon ingeleverd, door den Heer denize, lid der Societeit, te Maçon opgerigt, behelzende een onderzoek omtrent de middelen ter verdrijvinge van onweders en voorkominge van den hagel, ontmoet men eene keurige aanwijzing van eene gewoonte, sints veele jaaren in onderscheidene distrikten in gebruik - het losbranden van schietgeweer, bij het naderen van onweders, om het ontstaan van hagel te voorkomen. Deeze aanwijzing niet verzeld gaande van eenige opgave aangaande de wijze van doen, zelfs niet van den naam der distrikten, alwaar dezelve in gebruik was, en de volvoering der middelen, door den Heer denize voorgeslagen, naar het oordeel der Akademie, met veele zwaarigheden gepaard gaande, was het gevolg, dat deeze Memorie, in welke alle de verschijnzels, op het onderwerp slaande, met veel duidelijkheids voorgedraagen, en volgens de beginzels der gezonde Wijsbegeerte worden verklaard, niet zoo veel opmerkinge trok, als zij scheen te verdienen. Bij toeval vernam ik kort daarnaa, dat de handelwijze, door den Heer denize bedoeld, in de meeste Gemeenten van het voormaalig Maçonnais in gebruik is, en dat een gedeelte van het Buskruid, welk ik na dat gedeelte van het Departement Saone | |
[pagina 328]
| |
en Loire zend, ter verdrijvinge van onweders en voorkominge van den hagel wordt gebruikt. Mijn verlangen, om aangaande zulk eene belangrijke daadzaak zekerheid te bekomen, bewoog mij, mij te bedienen van mijne betrekking tot dat Departement, om gebijzonderde narigten in te winnen, raakende de wijze van doen, en derzelver gelijksoortigheid met de beginzelen, in de Memorie van den Heere denize nedergesteld; en de gevolgen, door dien Schrijver daaruit afgeleid, wekten mijn verlangen om zijne Memorie andermaal te leezen, en de onderscheidene middelen te toetzen, door dien Schrijver, om het kwaad in zijnen oorsprong te beteugelen, voorgeslagen. Ik zal hier een geval verhaalen, 't welk mij overtuigd heeft van den invloed van sterk en herhaald schieten op dikke wolken. In eigen persoon had ik gelegenheid om deeze waarneeming te doen te Grenoble, alwaar eene Artillerieschool is opgerigt. De lucht was zuiver en helder, toen, 's morgens ten negen uure, talrijke wolken zich verspreidden over de gansche vlakte, in welke Grenoble ligt, en de omringende bergen bedekten. Naauwelijks waren de Artillerie-oefeningen begonnen, tusschen negen en tien uure, of de wolken verwijderden zich boven de Polygon, en maakten plaats voor het helderste azuurgewelf; geene betrokkenheid van lucht bespeurde men aldaar, voordat de wapenhandel een einde hadt genomen. Het besluit der Memorie is, dat het eenig behoedmiddel tegen den hagel, door de natuurkundigen tot nog toe aangeweezen, was, het oprigten van menigvuldige Elektrieke Afleiders. Voordat hij overgaat tot eene opgave van de nieuwe hulpmiddelen, welke hij aan het oordeel van deskundigen onderwerpt, vindt de Heer denize geraaden, het resultaat zijner eigen waarneemingen omtrent het ontstaan des hagels voor te draagen. De opgave daarvan zal hier niet onvoegzaam zijn. De beginzels, op welke de Schrijver zijn gevoelen bouwt, kunnen aldus worden voorgedraagen. De grondstoffen, welke de bestaandeelen van onweders uitmaaken, zijn dampkringslucht, water, elektriciteit en warmtestoffe. Water, door warmtestoffe uitgezet, ontbindt zich in dampen; en soortelijk ligter zijnde geworden dan dampkringslucht, rijzen zij omhoog, en voeren mede eene hoeveelheid van Elektriciteit, evenredig aan de ruimte, die zij hebben ingenomen. Indien de lucht, in welke deeze dampen hangen, van mindere gemaatigdheid dan die dampen is, zullen zij verdikt worden, door het overgaan van derzelver warmtestoffe in meer of min dikke wolken. Derzelver afmeetingen onder deeze nieuwe gedaante zijnde verminderd, zullen zij eene overtollige hoeveelheid van Elek- | |
[pagina 329]
| |
triciteit bezitten, die zij kunnen ontlasten, door in gemeenschap te staan, 't zij met andere, of met de aarde, door middel van afleiders; spoedig egter zullen zij hunne elektrieke kragt terug bekomen, indien zij, zekere luchtgewesten, rijkelijk van warmtestoffe voorzien, doortrekkende, in hunnen eersten staat van uitzettinge hersteld worden. Onweders ontstaan uit de aanraaking van wolken, in verschillenden trap elektriek, vloeiende de elektrieke stoffe van tijd tot tijd uit de eene wolk in de andere, om het evenwigt te herstellen. Daar de Schrijver het ontstaan van regendroppels geduurende een onweder, en diensvolgens ook van hagel, op eene wijze verklaart, die mij dunkt hem bijzonder eigen te zijn, dat is, door de schudding, voortgebragt in den dampkring der wolken door den bliksem, zal ik zijne woorden aanhaalen. ‘Zoo dra de bliksem uit den schoot des onweders begint voort te schieten, doet de uitbarsting, daardoor ontstaan, alle de deelen der omringende lucht schudden, terwijl zij tevens derzelver digtheid aanmerkelijk vermindert. Deeze schok veroorzaakt hevige trillingen in de kleinste luchtdeelen, maakt diensvolgens de zwaarste vogtige deelen los, en dwingt dezelve tot wederkeerige aannadering. Zij vereenigen zich uit kragt hunner aantrekkinge, en vallen straks in regendroppels neder, wier grootte evenredig is aan de hoeveelheid waterdeelen, die onder het vallen zich daarmede vereenigd hebben. 't Is in dit oogenblik dat het ontstaan van hagel geschiedt, wanneer dezelve zal plaats hebben.’ Des Schrijvers theorie, ter verklaaringe van de verschijnzels, die voor en naa plaats hebben in 't einde van een onweder, is volmaakt de zelfde, als door den Heer guyton de morveau, in de bovengemelde Memorie, van de zelfde verschijnzels is gegeeven. De volgende zijn, volgens den Heer denize, de kenmerken, uit welke men kan oordeelen, dat het tijd is, de behoedmiddelen te werk te stellen. ‘Zoo dra (zegt hij) dikke en donkere wolken zich beginnen opeen te hoopen, indien gij bemerkt dat hevige en geweldige winden eene strekking hebben om dezelve tegen elkander te drukken, en ze merkelijk te verdikken; zoo dra gij den donder in het midden van dezelve begint te hooren ratelen, en zij zich geïsoleerd in de lucht vertoonen, hebbende alleenlijk gemeenschap met de aarde door middel van dikke nevels of zwaare stortregens: dan nijpt het gevaar, en kunt gij niet te veel spoeds maaken met het stellenvan de kragtigste en sterkste geleiders tusschen deeze wolken en de oppervlakte der aarde.’ Mij dunkt, dat de middelen, door den Schrijver aangepreezen, te verdrijvinge van onweders, onder drie afdeelingen | |
[pagina 330]
| |
kunnen gebragt worden, alsmede, dat, hoewel hij, in de aanwijzing van die middelen, geene orde heeft in acht genomen, dezelve tot de drie volgende voorstellen kunnen gebragt worden. 1. In de lucht hevige beweegingen te veroorzaaken, bekwaam om de waterdeelen te doen schudden, die aan dezelve kleeven, en dus overvloedigen regen voortbrengen. Dit oogmerk kan bereikt worden door het luiden van zwaare klokken, herhaald schieten met geschut, het roeren van trommelen, het in brand steeken van buskruid, en het doen opgaan, in 't midden der wolken, van vuurpijlen, na de donkerste plaatzen gerigt. 2. Het stellen van sterkwerkende afleiders tusschen de wolken en de aarde, 't zij door het ontsfeeken van vuuren op zekere afstanden en door drooge stoffen aan den gang gehouden, of door het losmaaken van vogtige dampen, of door het branden van harstagtige zelfstandigheden. 3. Door het aftrekken van de al te overvloedige elektrieke vloeistoffe in de wolken begreepen, door middel van een aantal elektrieke geleiders. Daar de donderbuien in Frankrijk met een westen en zuidwesten wind opkomen, zou het van dienst zijn, die geleiders in elk gewest in dien oord des horizons te plaatzen. Zij moesten opgerigt worden of op zeer hooge gronden, of op den top der hoogste boomen. Deeze bedenking zou het vermenigvuldigen van hooge boomen in die streeken doen aanraaden; ten aanzien der vermeerderinge van brandstoffe zouden hieruit groote voordeelen ontstaan. Deeze is de hoofdzaakelijke inhoud dier Memorie, die den Schrijver doet voorkomen als eenen Wijsgeer, in de verklaaring van de groote natuurverschijnzelen door en door bedreven. 't Is de zaak van mannen van kunde en verlichte staatsdienaaren, te beslissen, in hoe verre de voorgeslagene middelen werkstellig kunnen gemaakt worden ten platten lande, bestaanbaar met de veiligheid der opgezetenen en de beginzels van een goed bestuur. De hoop, door deeze Memorie gegeeven, dat ten eenigen tijde eene der drukkendste rampen van de aarde zal verbannen worden, wordt verdonkerd door het treurig denkbeeld der toevallen, die gebeuren kunnen door het onbezonnen gebruik van de kragtdaadigste middelen, door den Heer denize voorgeslagen. Hierom dagt het mij belangrijk, opgave te doen van deezen hoofdzaakelijken inhoud, eer ik verslag deed van de handelwijze, in het voormaalig Maçonnais gebruikelijk, ter voorkominge van onweders, als zijnde het uitvoerigste Werk, over het onderwerp tot nog toe geschreeven. Te Vaurenard wierdt, nu vijf-en-dertig jaaren geleeden, deeze handelwijze 't eerst in 't werk gesteld. De Marquis de chevriers, voormaals een Zeeofficier, zijn verblijf op zijn | |
[pagina 331]
| |
Landgoed te Vaurenard hebbende genomen, en verscheiden maalen getuige geweest zijnde van de verwoestingen, door den hagel veroorzaakt, herinnerde zich, op zee van het losbranden van geschut met voordeel te hebben zien gebruik maaken ter verdrijvinge van donderwolken, en nam het besluit, het zelfde middel ter voorkominge van den hagel te beproeven. Ten dien einde bediende hij zich van schietgeweer, 't welk, bij naderende onweders, op heuvelen wierdt asgeschoten; zijne proeven met de gelukkigste gevolgen gepaard gaande, ging hij daarmede voort tot aan zijnen dood, die in 't begin der Omwenteilinge voorviel, om zijne landerijen tegen de verwoesting des hagels te beveiligen, terwijl ten zelfden tijde de nabuurige dorpen veel nadeels leeden. Jaarlijks gebruikte hij tusschen de twee- en drichonderd ponden Mijnbuskruid, 't welk hem uit het Magazijn van Maçon wierdt bezorgd. De opgezetenen der Gemeente, in welke de landerijen van den Marquis de chevriers lagen, door eene veeljaarige ondervinding overtuigd van de voortreffelijkheid diens middels, bleeven het naavolgen. Hun voorbeeld wierdt gevolgd door de belendende Gemeente, en, zich al verder en verder verspreidende, is het thans aaugenomen in de Gemeenten van Vaurenard, Iger, Azé, Romanèche, Julnat, le Torrins, Pouilly, Fleury, Saint Sarlin, le Viviers, les Bourteaux, en verscheiden andere. De grootte der kanonnen, hunne laading, en hee getal der losbrandingen, verschilt naar maate van plaatzelijke en andere omstandigheden. De Gemeente van Fleury bedient zich van een Mortier, die telkens met een pond kruid wordt gelaaden. Gemeenlijk wordt hij afgeschoten op de hoogten, voordat de wolken tijd gehad hebben in grooten getale opeen te pakken, en het schieten wordt herhaald, tot dat de donderwolken geheel verspreid zijn. Volgens opgave des Opzieners van het Magazijn van Maçon, worden daartoe jaarlijks van achthonderd tot duizend pond kruid gebruikt. De verspreiding deezer handelwijze binnen weinige jaaren, en het bestendig goed gevolg daarvan, doen het als wenschelijk voorkomen, dat het gebruik niet zal bepaald blijven tot de Gemeenten, alwaar zij is aangenomen, maar zich zal uitbreiden overal, daar de geesselroede trest. 't Is de zaak der geleerde Genootschappen, die, in dit geval, de theorie door eene veeljaarige ondervinding kunnen bevestigen, het te werk stellen eener handelwijze aan te moedigen, die niet kostbaar is, noch van zwaarigheden gaat verzeld, en de volvoering van welke, door haare eenvoudigheid, naar de eenvoudigheid der landbewooners is berekend. |
|