Berigt wegens een zeldzaam pathologisch verschijnzel.
Jean lajoux, geboortig in Montoulieu, in het Departement van de Opper-Garonne, oud vijftig jaaren, was, van der jeugd af, met eene dubbele Balzaksbreuk gekweld. Op den ouderdom van twaalf jaaren leedt hij vrij hevige kolijkpijnen, verzeld van braakingen en verscheiden toevallen van beklemminge; de hulp, die hem in een nabuurig hospitaal wierdt toegediend, deed de toevallen spoedig bedaaren. Thans maakte hij, voor de eerste maal, gebruik van eenen Band, welken hij welhaast afleide, om hem nooit wederom te draagen. Nogtans hieldt hij aan met het voortzetten van zwaaren arbeid op het land, zonder eenig ander ongemak te gevoelen, dan eenige kortstondige kolijkpijnen, bij lange tusschenpoozen. Op den ouderdom van dertig jaaren was het scrotum ter dikte van twee vnisten uitgedijd. Ziende dat zijn ongemak van tijd tot tijd toenam, verliet thans lajoux den akkerbouw, om het schoenmaaken te beginnen, 't welk hij dagt met zijnen toestand beter te strooken.
Intusschen nam de uitzetting aan alle zijden toe; van zijn veertigste tot zijn vijftigste jaar was de voortgang der zwellinge nog veel sterker; en zints dien tijd is de uitzetting tot de buitengemeene grootte aangegroeid, welke zij tegenwoordig vertoont.
Deeze zwelling, aan zich zelve overgelaaten, wanneer de lijder in een vertikaalen stand zich bevindt, strekt zich uit van de schaamdeelen waterpas met den enklaauw; haar middellijn in deeze rigting is nagenoeg vierëntwintig duimen. Aan haare zijden ziet men twee deuken, veroorzaakt door de gestadige wrijving van het binnenste gedeelte der dijen en knieën: de zwaarte is drieëntachtig ponden en een half, marks gewigt. De onderscheidene middelen, om de zwelling te weegen, hebben telkens het zelfde gewigt opgeleverd. Zij beslaat eenëntwintig duimen in den omtrek beneden, en drieënveertig in het gemiddeld gedeelte van haare grootste middellijn.
Lajoux is klein van gestalte, mager en droog van gestel; de toeneemende wasdom der zwellinge schijnt