Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
Iets ten geleide van het fac simile, of de namaak, van eenen eigenhandigen brief van den raadpensionaris Johan de Witt.(Medegedeeld door m. stuart.)
Aan de Heeren Letteroefenaars.
De eigenhandige Brief van den Raadpensionaris johan de witt, dien ik u gaarne geleend heb, om daarvan een fac simile te nemen voor uw MengelwerkGa naar voetnoot(*), is mij toevallig geworden. In het jaar 1789 eenige boeken van mijnen Vader ten verkoop oprujemnde, viel dezelve, zonder daarin te voren bemerkt te zijn, uit j. brant's Paulus Leven, vele jaren vroeger op eene boekveiling te Rotterdam gekocht. Deze Brief was mij terstond aangelegen, als handschrift van eenen Man, wiens lof en lot onvergetelijk blijven, en werd mij dit almeer bij de bemerking van het edele karakter in denzelven doorstralende; ook is de persoon, aan wien het opschrift houdt, een der meest aangelegenen geweest voor het Gemeenebest ten tijde, waarin de Brief geschreven is. Vergunt mij, u met een enkeld woord aan hem te herinneren. Johan wolphert van brederode werd in 1599 geboren; hij was de Zoon van floris van brederode en dorothea van haeften. Als Krijgsman opgevoed, trad hij zeer jong in dienst, voerde in 1618 het bevel als Kapitein, in 1633 als Kolonel, in 1641 als Veldmaarschalk van de Staten Legers, in 1645 als Gouverneur van 's Hertogenbosch, in 1655 als Overste van twee Hollandsche Veldlegertjes. Zoo wel Staatsals Krijgs-man zijnde, was hij een der Gezanten naar Engeland in 1640, om maria voor willem II ten huwelijk te vragen, en werd hij in 1650 benevens kornelis van beveren en hieronymus van beverninck benoemd, om van wege de Staten van Holland die der overige gewesten te gaan onderhouden over zaken, de Unie, Religie en Militie betreffende. Allersterkst viel hij als Staatsman in het oog, wanneer hij in 1654 de eerste onder de Edelen van Holland tot de uitsluiting stemde van willem III, op wiens aanstelling cromwell bij den Vredehandel sterk had aangedrongen, en wiens Oudoom hij zelf was, zijnde toen gehuwd aan louisa christina van solms, Zuster der Princesse Weduwe van fredrik henrik. Groote gunst won brederode hierdoor bij de Staten, | |
[pagina 253]
| |
groote ongunst bij het krijgsvolk, hetwelk den wijn weigerde, dien hij bij het Vredefeest aan hetzelve te beste gaf, en de opspraak ging hem na, van te zeer belemmerd geweest te zijn door huisselijke ongelegenheden, om geacht te kunnen worden, dus vrijelijk gestemd te hebben. Ligchaamskwalen deden hem herstel zoeken bij de wateren van Spa; maar hij vond 'er zoo weinig baat, dat hij, wanhopende aan zijn herstel, zich naar Petershem bij Maastricht deed vervoeren, alwaar hij den 3den van Herfstmaand deszelven jaars stierf, waarin deze Brief geschreven werd. Hij was vader geweest van dertien kinders bij zijne eerste Vrouw anna, Dochter van Graaf jan van nassau, van zeven bij zijne tweede louisa. Hij liet vele kinders en ook vele schulden na, welke laatste de eerlijkheid van zijn karakter in zijne hoogst aangelegene betrekkingen schijnen te bewijzen. Zijn lijk werd te Vianen in het voorouderlijke graf ter aarde besteld.
m. stuart. Amsterdam, 22 Mei 1807.
Het Opschrift van den Brief luidt als volgt: Hooch ende Welgeboren Heere, De Brief zelf is van dezen inhoud:
Hooch, ende Wel-geboren Heere
Naert' scheyden van haer Ed. Grootmog. jongste Vergaederinge, hebbe iek my op maendach voorleden zynde den 16den deser loopende maendt herwaerts naer Dordrecht begeven, omme alhier voor eenige daegen myne Vrunden by te wonen, t' welck oorsaecke is dat ick U. Ed. mette jongste post niet hebbe geschreven; ondertusschen is my wel | |
[pagina 254]
| |
ter handen gecomen Uwer Excellencies missive van date den 17den deser loopende maendt, voor welcke ick Uwe Excellencie by desen ten hoochsten ben bedanckende, ende hebbe geensins gemeriteert de goede genegentheyt die Uwe Exc. by vermelde missive tmywaerts is betoonende, zynde vande schuldige plicht van een getrouw minister van Staedt, alles wat in hem is, oock het wtterste, te contribueren ten eynde die gene die vanden Staet soodaenich meriteren als is doende Uwe Exc., door behoorlycke erckentenisse moge werden betuygt datmen gedaene diensten, ende bewesene weldaeden niet t' eenemael wil vergeten; ende sal ick niet naerlaeten op die gronden te blyven bouwen, soo lange my Godt de Heere tot eenige saecken van Staet geliefft te beroepen, sullende oock derhalven niet rusten voor ende aleer ick int' reguardt van Uwe Exc. aen d'eene zyde sal hebben wtgewerckt het gene jegenwoordich aengaende deszelfs Regement, ende Compagnie te voet in deliberatie is hangende, ende aen d'andere zyde oock behoorl. geprepareeert t'gene daerontrent noch verder gedaen soude connen werden; Edoch dient het laetste, onder correctie noch wat gemehnageert, tot dat de wtslach opt' eerste sal wesen gesien, omme alle invidie, soo veel doenl. voor te comen; Ondertusschen sal ick in den Haege wedergekeert zynde oock naer myn vermogen helpen wtwercken het gedesireerde verloff voor den Heere Grave van Solms, by soe verre sulx voor date van myn arrivement noch niet zy geobtineert; Ende jegenwoordich, mits myne absentie wt s'Gravenhaege, niets van consideratie Uwe Exc. te communiceren hebbende, als alleenl. de copyen vande nevensgaende brieven, sal hiermede eyndigen, Godt Almachtich biddende dat desselfs goedertierne gelieffte zy Uwe Exc. noch lange in goede dispositie, ten dienste vant' Vaderlandt te willen spaeren; verblyvende
Hooch, ende Welgeboren Heer
Uwer Excellencies oodtmoedige, ende gansch verplichte Dienaer
Dordrecht den 21sten Aug. 1655. johan de witt 1655. | |
[pagina t.o. 254]
| |
[pagina t.o. 255]
| |
|