Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1807
(1807)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe acta diurna, of dagbladen, der oude Romeinen.(Uit het Engelsch.)
Gelijk wij gereedelijk overhellen, om met een oog van verachtinge of van verbaasdheid de gewoonten van andere Natien te beschouwen, die van de onze verschillen, kunnen wij ook niet nalaaten, een welgevallen te vinden in de zulken, welke met die van ons eigen Vaderland eenige overeenkomst hebben. Kragtiger schijnt dit vermaak, naar gelange wij, in de vroegere tijden dieper terug treedende, die overeenkomst van gewoonten opmerken; 't zij dan dat de eerbied, welken wij gemeenlijk voor de oudheid bezitten, dat genoegen verhooge, of dat wij zulks voor de stemme der Natuur houden, zulk eene gewoonte voor redelijk en nuttig verklaarende, door de toestemming van afgelegene eeuwen. Om deeze algemeene aanmerking op een bijzonder geval toe te passen: iedereen moet erkennen, dat Nieuwspapieren, door de bouwstoffen, welke zij tot gesprek of overdenking opleveren, tot het vermaak van 't algemeen zeer veel bijdraagen; derzelver goedkoopheid brengt ze in alle handen; derzelver verscheidenheid maakt ze voor den algemeenen smaak berekend; de Geleerde verneemt 'er uit, wat 'er in de geleerde waereld omgaa; de Soldaat woont in veiligheid eenen veldtogt bij, en berispt het gedrag | |
[pagina 232]
| |
van eenen Generaal, zonder vreeze van over muiterij te zullen gestraft worden; de Staatsman, door den rook van het Koffijhuis bezield, ontwart de ingewikkelde streeken der Staatsdienaaren; de nijvere Koopman leert den loop des handels en de waarde van den wisselkoers; de eerlijke Winkelier doorloopt het verhaal van een diefstal en de marktprijzen, terwijl hij zijne pijp rookt. Ligt kan men zich verbeelden, dat van wegen het nut en vermaak, welk zulke Dagverhaalen aanbrengen, het niet waarschijnelijk is, dat zij aan een zeker gedeelte des aardbodems of aan een bijzonder tijdperk zullen verbonden zijn. De Berigten wegens China maaken gewag van een Courant, aldaar op hoog gezag uitgegeeven; en de Romeinsche Historieschrijvers haalen zomtijds de Acta Diurna, of Dagbladen, van het Keizerrijk aan, onder andere tacitus, Lib. XVI. Cap. 22. En 't zijn deeze tijdschriften, over welke het mij thans lust, eenige bedenkingen mede te deelen. De Acta Diurna waren dagverhaalen van de dagelijksche voorvallen te RomeGa naar voetnoot(*), als de verhooren, verkiezingen, strafoeffeningen, geboorten, sterfgevallen, offeranden, wonderteekenen enz., opgesteld onder opzigt der Overheden, daartoe benoemd, en, met de overige gedenkschriften, in bewaaring gelegd in een gebouw, de Zaal der Vrijheid genoemd. Even als tot alle andere openbaare papieren, stondt de toegang tot dezelve gereedelijk open. De HistorieschrijversGa naar voetnoot(†) schijnen uit dezelve schrijfstoffe ontleend te hebben; ook is het niet onwaarschijnelijk, dat 'er, door bijzondere persoonen, dikmaals afschriften van gemaakt, en in de stad verspreid of aan hunne vrienden ten platten lande gezonden wierden, opdat geen Romein mogt onkundig zijn zelfs van het geringste dat 'er in de hoofdstad der waereld omging. Eenigen grond kunnen wij voor deeze onderstelling vinden in de briefwisseling tusschen cicero en | |
[pagina 233]
| |
coelius, terwijl de eerste Landvoogd van Cilicie wasGa naar voetnoot(*). Coelius hadt beloofd, hem het Roomsch nieuws te laaten weeten, en om van deezen last zich naauwkeurig te kwijten, en aan zijns vriends nieuwsgierigheid te voldoen, sluit hij in zijnen eersten brief eene soort van Dagverhaal van de voorvallen der stad. Cicero zou voorzeker in de hedendaagsche Koffijhuisgesprekken eene slegte vertooning gemaakt hebben: want hij schertst daarover, luimig genoeg, met coelius, in zijn antwoord. ‘Meent gij,’ schrijft hij, ‘dat ik u last heb gegeeven, mij een verhaal te zenden van de partijen der kampvegters, de schorzingen van raadsvergaderingen, en dergelijke dingen, welke niemant, terwijl ik te Rome was, mij durfde vertellen? Van u verwagt ik een staatkundig tafereel van den staat der Republiek, en niet het Nieuwspapier van chrestus.’ Suetonius verhaalt insgelijks eene kleine bijzonderheid, raakende deeze Acta Diurna, welke dienen kan ter bevestiginge van het gevoelen, dat zij met onze Nieuwspapieren vrij naauwkeurig overeenstemmen. Hij zegt, dat julius caesar geduurende zijn Konsulaat hadt bevolen, ‘dat de Dagbladen van den Raad en het Volk zouden uitgegeeven wordenGa naar voetnoot(†).’ Augustus, | |
[pagina 234]
| |
't is waar, zoo als de zelfde Schrijver verhaaltGa naar voetnoot(*), verboodt de voortzetting van de uitgave der eerstgenoemden; doch 'er is geene reden om te denken, dat zijn verbod ook de laatsten betrof. Zekerlijk strookt het met de natuur eener volstrekte Monarchie, dat haare raadslagen niet openbaar bekend worden; doch de vrolijke en beuzelagtige onderwerpen van gesprek, welke de dagelijksche voorvallen eener groote stad aan de hand geeven, zijn 'er zoo verre af van nadeelig te zijn aan zulk eene Constitutie, dat zij veeleer dienen om de aandagt des Volks af te trekken van het onderzoek van zaaken van belangrijker en meer geheims vorderenden aart. De Oudheidkundigen beweeren, eenigen dier papieren ontdekt te hebben. Die van het 585ste jaar van Rome wierden 't eerst in 't licht gegeeven door pighius, in zijne JaarboekenGa naar voetnoot(†). Hij zegt dat ze hem wierden ter hand gesteld door jacobus susius, die ze onder de papieren van ludovicus vives vondt. Aan hunne echtheid schijnt hij niet te twijfelen, en bedient 'er zich zelfs van tot het verbeteren van eene plaats uit livius. Dodwell laschte ze insgelijks in zijne Lectiones CamdenianaeGa naar voetnoot(‡), nevens eenige verdere Acta van den jaare 691. Een zijner vrienden, adriaan beverland, hadt ze van isaacus vossius ontvangen, welke ze overschreef uit een paar Opschriften, door petavius voor de drukperze gereed gemaakt. Thans zal ik het waagen, uit de papieren zelve eenige uittrekzels te maaken; alleenlijk vooraf aanmerkende, dat de naamen van paulus aemilius, den veroveraar van Macedonie, popilius lenas, den vermaarden Asgezant, julius caesar, cicero en hortensius een belangrijk aanzien hebben, en misschien de aanleiding tot het vermelden van de beuzelagtigste voorvallen waren. | |
[pagina 235]
| |
Met opzet heb ik zoo stipt mogelijk was het oorspronkelijke gevolgd, opdat de gedaante en de wijze van opstel mogten behouden worden. | |
A.U.C. 585. V. Kal. April.
| |
IV. Kal. April.
| |
III. Kal. April.
| |
[pagina 236]
| |
thumus, de Tribunus, zondt zijnen Bode aan den Konsul, berigtende dat hij dien dag niet in den Raad zou verschijnen; doch de Tribunus decimus zijn veto daar tegen stellende, was de zaak van geen gevolg. | |
II. Kal. April.
| |
Kal. April.Paulus, de Konsul, en cn. octavius, de Pretor, vertrokken heden, in krijgsgewaad, na Macedonie; veel volks verzelde hen tot aan de poorten. De Uitvaart van marcia wierdt gehouden, met meer staatelijkheids van beelden, dan getal van rouwdraagers. De Pontifex sempronius kondigde de Megalesische Spelen af ter eere van cybele. | |
IV. Non. April.'Er wierdt eene gelofte van een Ver SacrumGa naar voetnoot(†) gedaan, op den voorslag van het Genootschap der Priesteren. De Gezanten der Etoliers ontvingen geschenken. Vertrok de Pretor ebufius na zijn wingewest Sicilie. De vloot, die op de Afrikaansche kust hadt gekruist, liep de | |
[pagina 237]
| |
haven van Ostia binnen, met de belasting van die provincie. Wierdt het volk onthaald door de Zoonen van marcia, op de Uitvaart van hunne Moeder. Op deezen dag wierdt 'er een Tooneelspel vertoond, ter eere van cybele. | |
III. Non. April.PopiliusGa naar voetnoot(*) lenas, c. decimus en c. hostilius, wierden gezamentlijk als Gezanten gezonden aan de Koningen van Syrie en Egypte, ter bijlegginge van het geschil, waarover zijthans in oorlog waren. Vroeg in den morgen begaven zij zich met een talrijken stoet van vrienden en bloedverwanten, tot het doen van eene offerande, na den Tempel van castor en pollux, eer zij op reis gingen.
Het tweede gedeelte der overblijfzelen van de Acta Diurna behoort tot het jaar van Rome 691. Zij zijn vollediger en van belangrijker inhoud dan de eerste, doch, volgens zommigen, meer bedenkelijk, wat de echtheid aangaat. | |
Syllanus en Murena Konsuls.
| |
[pagina 238]
| |
stondt twist op de Via Sacra (Heilige-weg) tusschen de werklieden van clodius en milo's slaaven. | |
V. Kal. Septemb.M. tullius cicero pleitte voor cornelius sylla, door torquatus beschuldigd van medepligtigheid aan de zamenzweering van catilina, en won het geding met eene meerderheid van vijf regters. De Tribuni van 's Lands KasGa naar voetnoot(*) waren tegen den aangeklaagde. Een der Pretors maakte bekend, dat hij zijne zittingen vijf dagen zou opschorten, ter zaake van zijn dochters huwelijk. C. caesar vertrok na zijne landvoogdijschap in Spanje, zijnde door zijne schuldeischers lang opgehouden. De Pretor tertinius, terwijl hij de vierschaar hadt gespannen, ontving de tijding dat zijn zoon overleeden was. Dit was alzoo beleid door de vrienden van copponius, die van vergiftiging was beschuldigd, in verwagting dat de Pretor, in zijne droefheid, de regtbank zou ontspannen; doch deeze, de valschheid des verhaals vernomen hebbende, kwam in de vierschaar terug, en ging voort met het inwinnen van getuigenissen tegen den beschuldigde. | |
IV. Kal. Septemb.De Uitvaart van metella pia, eene Vestaalsche Maagd, wierdt gehouden. Zij wierdt in het graf haarer Voorvaderen begraaven op den Aureliaanschen weg. De | |
[pagina 239]
| |
Censor's slooten een verdrag, volgens 't welk de Tempel van aius loquens voor vijf-en-twintig Sestertien zou gerepareerd worden. Q. hortensius deedt eene aanspraak tot het volk over het Censorschap en den Allobrogischen krijg. Kwam berigt uit Etrurie, dat eenige der naastvoorgaande zamengezworenenGa naar voetnoot(*) eenen opstand hadden begonnen, onder aanvoeren van l. sergius.
Een bewonderaar der Oudheid zou, veelligt, de zelfde beknoptheid, duidelijkheid en eenvoudigheid in de Acta Diurna ontmoeten, die de opschriften op de penningen en openbaare gedenkstukken der Ouden zoo duidelijk kenmerken. Evenwel moet ik erkennen, dat 't hun aan die luimigheid en uitvoerigheid in 't verhaalen mangelt, welke den stijl der hedendaagsche Dagbladen kenmerkt. De Romeinsche Couranten zijn gebrekkig in veele weezenlijke sieraaden van den stijl. Nooit eindigen zij met den geheimzinnigen wenk: ‘dit geeft stoffe tot veel naadenkens.’ Van de nadrukkelijke inleiding schijnen zij niets geweeten te hebben: ‘wij verneemen,’ ‘het wordt stellig verzekerd;’ noch van de vernuftige verontschuldiging van eene openbaare leugen: ‘dit vereischt confirmatie;’ ook schijnen zij geenen inval gehad te hebben omtrent de voordeelen van het verhaalen van eene leugen den eenen dag, om dezelve des anderendaags, door regelrecht tegenspreeken, wederom te ontkennen. Der opmerkinge waardig is het insgelijks, dat des Pretors dochters huwelijk wordt vermeld, zonder ons te berigten dat zij eene dame van groote schoonheid en verdienste, en zeer rijk was. Eene andere aanmerking, uit verscheiden artikelen deezer Dagbladen af te leiden, is, de groote eerbied, welken de Romeinen voor de bijgeloovige plegtigheden | |
[pagina 240]
| |
van hunnen valschen Godsdienst hadden. Geen dag verloopt 'er, of 'er wordt eenig wonderteeken waargenomen, eenige offerande of feest gevierd, ter afsmeekinge van den zegen hunner Goden over de wapenen en raadpleegingen van den Staat. Drie mannen van den hoogsten rang te Rome, eer zij tot een gewigtig Gezantschap op reize gaan, begeeven zich tempelwaarts, verzeld van hunne bloedverwanten en vrienden, om den bijstand der Goden te smeeken. |
|